•
Houdt de motor tijdens het gebruik schoon.
•
Voorkomt harsachtige afzettingen in het
brandstofsysteem, die tot startproblemen kunnen
leiden
Belangrijk:
Gebruik nooit brandstofadditieven
die methanol of ethanol bevatten.
Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner
aan de brandstof toe.
Opmerking:
Stabilizer/conditioner werkt
het best als deze met verse benzine wordt
gemengd. Gebruik altijd stabilizer/conditioner
om het risico van harsachtige afzettingen in het
brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden.
Brandstoftank vullen
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit, zet de
rijhendels in de
VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND
en stel de parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder
de tankdop.
4.
Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis.
Opmerking:
Vul de brandstoftank niet
helemaal. Dit geeft de benzine ruimte om uit te
zetten.
5.
Draai de tankdop stevig vast. Neem eventueel
gemorste brandstof op.
Het motoroliepeil
controleren
Voordat u de motor start en de machine in gebruik
neemt, moet u het oliepeil in het carter van de motor
controleren; zie
Het motoroliepeil controleren (bladz.
32).
Een nieuwe machine
inrijden
Een nieuwe motor heeft tijd nodig om vol vermogen
te ontwikkelen. Maai-eenheden en aandrijfsystemen
hebben meer wrijving als zij nieuw zijn, waardoor
de motor extra wordt belast. Houd er rekening mee
dat een nieuwe machine een inrijperiode van 40
tot 50 bedrijfsuren nodig heeft om vol vermogen te
ontwikkelen voor de beste prestaties.
Parkeerrem gebruiken
Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u
de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat.
Voor elke gebruik moet u de juiste werking van de
parkeerrem controleren.
Als de parkeerrem niet goed werkt, moet u deze
afstellen; zie
Remmen afstellen (bladz.
Trek de hendel van de parkeerrem naar achteren in
om deze in te schakelen
Duw de parkeerremhendel naar voren om deze uit te
schakelen.
1. Parkeerrem: ingeschakeld 2. Parkeerrem: vrijgesteld
De aftakasschakelaar
bedienen
Gebruik de aftakasschakelaar in combinatie met de
rijhendels om de maaimessen in en uit te schakelen.
De maaimessen inschakelen
(aftakas)
16
45).
(Figuur
7).
Figuur 7
Figuur 8
g009465
g031592