5. Activeringslichtje/voetschakelaar
Om een functie te gebruiken, moet de voetschakelaar
worden ingedrukt en de functie binnen zeven seconden
worden gekozen. Het activeringslichtje geeft aan dat de
bedieningselementen geactiveerd zijn. Als een functie
niet binnen zeven seconden wordt gekozen, of als er
zeven seconden verlopen tussen het beëindigen van de
ene functie en het beginnen van de volgende, gaat het
activeringslichtje uit en moet de voetschakelaar worden
losgelaten en opnieuw worden ingedrukt om de bedie-
ningselementen te activeren.
Wanneer de voetschakelaar wordt losgelaten, ontvan-
gen de bedieningselementen geen voeding meer en
worden de rijremmen ingeschakeld.
OM ERNSTIG LETSEL TE VOORKOMEN, MAG DE VOETSCHAKELAAR
NIET WORDEN VERWIJDERD, GEWIJZIGD OF UITGESCHAKELD DOOR
BLOKKEREN OF WELKE ANDERE METHODE DAN OOK.
ALS DE VOETSCHAKELAAR ALLEEN WERKT BINNEN DE LAATSTE
6 MM (1/4 INCH) VAN DE INDRUKAFSTAND (AAN DE BOVEN- OF
ONDERKANT), MOET DEZE WORDEN BIJGESTELD.
3122494
HOOFDSTUK 3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INDICATORS
6. Indicator Accu bijna leeg
Hiermee wordt aangegeven dat de accu's bijna leeg zijn
en moeten worden opgeladen.
7. Kruipsnelheidsindicator
Wanneer de functiesnelheidsregelaar in de kruipstand
wordt gezet, dient deze indicator om aan te geven dat
alle functies op de laagste snelheid staan.
– JLG Hoogwerker –
3-13