I I n n s s t t r r u u m m e e n n t t e e n n p p a a n n e e l l e e n n
I I n n s s t t r r u u m m e e n n t t e e n n p p a a n n e e e e l l , , f f r r o o n n t t
2 2 5 5 L L a a s s t t d d e e m m p p i i n n g g g g e e a a c c t t i i v v e e e e r r d d ( ( g g r r o o e e n n ) )
Het lampje brandt continu, wanneer de lastdemping is
ingeschakeld.
2 2 6 6 J J o o y y s s t t i i c c k k b b e e s s t t u u r r i i n n g g ( ( g g r r o o e e n n ) )
Het lampje brandt, wanneer de joystickbesturing (CDC)
is geactiveerd. Het is dan mogelijk om te sturen en te
schakelen vanaf de armsteun links van u. Bij een
rijsnelheid hoger dan 20 km/h (12.4 mph) gaat het
lampje knipperen.
O O P P M M E E R R K K I I N N G G ! !
De standaardschakelhendel moet in de neutrale stand
staan.
140 voor nadere instructies.
Zie bladzijde
2 2 7 7 K K o o e e l l v v l l o o e e i i s s t t o o f f t t e e m m p p e e r r a a t t u u u u r r
Het waarschuwingslampje wordt geactiveerd, als de
wijzernaald in het rode gebied komt. Bij wijze van
beveiliging wordt het motortoerental in dat geval
begrensd.
Laat de motor dan enkele minuten op het lage stationaire
toerental draaien. Als de wijzer desondanks in het rode
gebied blijft staan, moet u de motor afzetten en nagaan
wat de oorzaak van de meteruitslag is.
De zoemer klinkt, als u van rijrichting verandert en op de
displaymodule verschijnt een alarmmelding.
41
41