voorkomen door correct gebruik. Of b) door een
bewakingssysteem voorzien door de gebruiker.
De zones in de tabel met onderlijnde tekst wijzen
op risico's die de gebruiker moet voorkomen.
Pompen met gespoelde mechanische asafdichting
Er moet een continue doorstroming van de spoel-
vloeistof gegarandeerd worden. Bij wegvallen
van de spoeling moet de motor onmiddellijk
gestopt worden. Anders kan de mechanische
asafdichting droogdraaien en gevaarlijk hoge
temperaturen veroorzaken. Indien een quenchre-
servoir gebruikt wordt, dan moet het niveau van
de spoelvloeistof in het reservoir bewaakt worden
met een ATEX-goedgekeurde niveaubewaking.
Als het niveau te hoog komt, dan is de dichting lek
en moet deze vervangen worden. Als het niveau
te laag komt, dan is de spoeling niet gegaran-
deerd en zou de dichting kunnen droogdraaien.
Het reservoir moet bijgevuld worden. De tempe-
ratuur van de spoelvloeistof in het reservoir moet
met een ATEX-gekeurde temperatuurbewaking
bewaakt worden. De temperatuur van de vloeistof
in het quenchreservoir moet beneden de 75°C
gehouden worden, indien nodig een externe
koeling voorzien. Het is de verantwoordelijkheid
van de eindgebruiker om een geschikte spoel-
vloeistof te kiezen. Deze spoelvloeistof mag de
dichtingen niet beschadigen en geen explosief
mengsel vormen als ze vermengd wordt met het
verpompte medium.
De pomp mag nooit tegen gesloten klep aan de
zuig draaien en mag niet langer dan 1 minuut
tegen gesloten klep aan de pers draaien. De
gebruiker moet de nodige maatregelen nemen
om dit minimumdebiet te garanderen, bijvoor-
beeld door een ATEX-gekeurde flowsensor te
installeren.
Pompen met enkelvoudige dichting
Er moet een debietbewaking geïnstalleerd wor-
den (bijvoorbeeld een ATEX-gekeurde
flowsensor aan de inlaat van de pomp). Als geen
stroming waargenomen wordt, moet de motor
onmiddellijk gestopt worden.
Lek van een brandbare vloeistof is een seri-
eus veiligheidsrisico. De eindgebruiker moet
de gevolgen van de eventuele lek inschatten
en de controle frequentie van de mechanische
asafdichting hieraan aanpassen. Als lek waar-
genomen wordt, moet de pomp gestopt en de
mechanische asafdichting vervangen worden.
Mogelijke oorzaken van het falen van de mecha-
nische asafdichtng zijn: chemische of thermische
aantasting van de rubbers door het verpompte
product of reinigingsmiddel, vaste deeltjes in
het medium, kristallisatie, uitharden of verkle-
ven, droogdraaien of cavitatie. De mechanische
asafdichting moet in ieder geval om de 3000
bedrijfsuren preventief vervangen worden.
Zelfaanzuigende en luchtverwerkende pompen
Door het werkingsprincipe van zelfaanzuigende
en luchtverwerkende pompen zijn er periodes dat
intern in de pomp een mengsel ontstaat van lucht
en verpompte vloeistof. Gedurende deze perio-
des draait de dichting zo goed als droog. Juist
daarom moeten zelfaanzuigende en luchtverwer-
kende pompen die moeten voldoen aan richtlijn
2014/34EG altijd uitgevoerd worden met een
gespoelde mechanische asafdichting. Zelfaan-
zuigende en luchtverwerkende pompen mogen
nooit gebruikt worden voor het verpompen van
brandbare vloeistoffen. Doordat er een mengsel
is van lucht en vloeistof zou er intern in de pomp
zone 0 ontstaan.
Pompen die een brandbare vloeistof
verpompen moeten voor het opstarten,
tijdens bedrijf en tot na het stoppen
steeds volledig met vloeistof gevuld worden en
blijven. Als er lucht in een draaiende pomp komt,
ontstaat een mengsel van brandbare vloeistof en
lucht, wat zeer explosief is (zone 0).
21