Inbedrijfstelling
6.1.2.
Eindaanslag OPEN instellen
6.2.
Uitschakeling in eindstanden via multi-turn aandrijving
26
Afbeelding 22: Eindaanslag (links: t/m bouwgrootte 125.3, rechts: vanaf bouwgrootte
160.3)
[1]
Bouten
[2]
Eindaanslag
[3]
Behuizing
1.
Alle vier bouten [1] op de eindaanslag [2] verwijderen.
Geen bescherming tegen overbelasting van de afsluiter bij losgedraaide
eindaanslag!
Bij bediening tijdens motorbedrijf: beweging op tijd voor de eindstand van de
afsluiter uitschakelen (houd rekening met de naloop).
Gebruik de handbediening voor het laatste gedeelte van de stelweg.
2.
Afsluiter met het handwiel in de eindstand OPEN draaien. Controleer daarbij,
of eindaanslag [2] meedraait.
Indien niet: eindaanslag [2] tegen de wijzers van de klok in (linksom) tot
aan de aanslag draaien.
3.
Bij gemonteerde multi-turn aandrijving (bij handmatige bediening niet
noodzakelijk): eindaanslag [2] 1/4 slag met de wijzers van de klok mee
(rechtsom) terugdraaien
Op deze manier is gewaarborgd dat de eindaanslag van de wormwielkast bij
gemonteerde multi-turn aandrijving tijdens motorbedrijf niet wordt geraakt en
de afsluiter bij draaimomentafhankelijke uitschakeling dicht kan sluiten.
4.
Indien de vier boorgaten in de eindaanslag [2] niet met de vier tapgaten in de
behuizing [3] in één lijn liggen: eindaanslag [2] zo ver eruit trekken dat hij loskomt
uit de vertanding en dan vervolgens in de goede positie opnieuw plaatsen.
5.
Bouten [1] met draaimoment volgens tabel <Aandraaimomenten voor bouten
op de eindaanslag> kruisgewijs vastdraaien.
Overige instellingen aansluitend:
Indien de wormwielkast met een deksel mechanische standaanwijzing is
uitgerust: controleren of de pijlmarkering met het symbool OPEN in één lijn
staat. Zie <Mechanische standaanwijzing instellen>.
Indien de wormwielkast met een multi-turn aandrijving is samengebouwd, dan
kan aansluitend op deze instelling direct de uitschakeling in de eindstand OPEN
worden ingesteld: zie < Uitschakeling in eindstanden via multi-turn aandrijving>.
In dit hoofdstuk vindt u wezenlijke informatie en aanwijzingen welke als aanvulling
op de bedieningsinstructies tevens in acht dienen te worden genomen.
De fabrikant van de afsluiter dient te bepalen, of de afsluiter weg- of
draaimomentafhankelijk dient te worden uitgeschakeld.
GS 50.3 – GS 250.3