GS 50.3 – GS 250.3
Geen bescherming tegen overbelasting van de afsluiter bij losgedraaide
eindaanslag!
Bij bediening tijdens motorbedrijf: beweging op tijd voor de eindstand van de
afsluiter uitschakelen (houd rekening met de naloop).
Gebruik de handbediening voor het laatste gedeelte van de stelweg.
2.
Afsluiter met het handwiel in de eindstand DICHT draaien. Controleer daarbij,
of eindaanslag [2] meedraait.
Indien niet: eindaanslag [2] met de wijzers van de klok mee (rechtsom)
tot aan de aanslag draaien.
3.
Bij gemonteerde multi-turn aandrijving (bij handmatige bediening niet
noodzakelijk): eindaanslag [2] 1/4 slag tegen de wijzers van de klok in (linksom)
terugdraaien.
Op deze manier is gewaarborgd dat de eindaanslag van de wormwielkast bij
gemonteerde multi-turn aandrijving tijdens motorbedrijf niet wordt geraakt en
de afsluiter bij draaimomentafhankelijke uitschakeling dicht kan sluiten.
4.
Indien de vier boorgaten in de eindaanslag [2] niet met de vier tapgaten in de
behuizing [3] in één lijn liggen: eindaanslag [2] zo ver eruit trekken dat hij loskomt
uit de vertanding en dan vervolgens in de goede positie opnieuw plaatsen.
5.
Bouten [1] met draaimoment volgens tabel <Aandraaimomenten voor bouten
op de eindaanslag> kruisgewijs vastdraaien.
Tabel 7:
Aandraaimomenten voor bouten op de eindaanslag
Wormwielkast
GS 50.3
GS 50.3 – GS 80.3
GS 100.3 – GS 125.3
GS 160.3
GS 200.3
GS 250.3
Overige instellingen aansluitend:
Indien de wormwielkast met een deksel mechanische standaanwijzing is
uitgerust: controleren of de pijlmarkering met het symbool DICHT in één lijn
staat. Zie <Mechanische standaanwijzing instellen>.
Indien de wormwielkast met een multi-turn aandrijving is samengebouwd, dan
kan aansluitend op deze instelling direct de uitschakeling in de eindstand DICHT
worden ingesteld: zie < Uitschakeling in eindstanden via multi-turn aandrijving>.
Bouten [1]
M6
M8
M12
M10
M12
M16
Inbedrijfstelling
Aandraaimoment T
[Nm]
A
10
24
82
48
82
200
25