Temperatuurbeïnvloeding is geschikt voor:
•
systemen met variabele volumestromen
(b.v. tweepijps-verwarmingssystemen), waarbij
de activering van de temperatuurbeïnvloedings-
functie zorgt voor een verdere verlaging van de
pompcapaciteit in periodes met een geringe
warmtevraag en daardoor een gereduceerde tem-
peratuur in de aanvoerleiding.
•
systemen met een vrijwel constante volume-
stroom (b.v. eenpijps-verwarmingssystemen en
vloerverwarmingssystemen), waarbij verschillen
in warmtebehoefte niet kunnen worden geregis-
treerd als wijzigingen in de opvoerhoogte
(hetgeen wel het geval is bij tweepijps-verwar-
mingssystemen). Bij dergelijke systemen kan de
pompcapaciteit alleen worden bijgesteld door de
temperatuurbeïnvloedingsfunctie te activeren.
Selecteren van T
max.
Bij systemen met een benodigde aanvoertempera-
tuur:
•
tot en met 55 °C, selecteer T
•
hoger dan 55 °C, selecteer T
De functie voor temperatuurbeïnvloe-
ding kan niet worden gebruikt in air-
N.B.
conditioning systemen.
7.7 Externe start/stop
De pomp kan worden in- of uitgeschakeld via een
extern potentiaal-vrij contact of met een relais dat is
aangesloten op klemmen 7 en 8, zie hoofdstuk
5.2 Aansluitschema.
Functiediagram: Aan/uit ingang
Aan/uit ingang
H
H
7.8 Signaalrelais
De pomp bezit een signaalrelais, klemmen 1, 2 en 3,
voor een potentiaalvrije storings- of bedrijfsmelding.
De functie van het signaalrelais, storingsignaal
(fabrieksinstelling), gereed signaal of bedrijfssignaal
kan worden ingesteld met de R100.
De klemmen 1, 2 en 3 zijn elektrisch gescheiden van
de overige besturing.
Het signaalrelais wordt als volgt geactiveerd:
•
Storingssignaal
Het signaalrelais wordt samen met het rode sig-
naallampje op de pomp geactiveerd, zie hoofd-
stuk 8.2 Bedieningspaneel.
•
Gereed signaal
Het signaalrelais is actief wanneer de pomp draait
of wanneer de pomp gestopt is, maar klaar is om
te draaien, zie hoofdstuk 8.2 Bedieningspaneel.
194
= 50 °C,
max.
= 80 °C.
max.
Normaal bedrijf
Q
Stop
Q
•
Bedrijfssignaal
Het signaalrelais wordt samen met het groene
signaallampje op de pomp geactiveerd, zie hoofd-
stuk 8.2 Bedieningspaneel.
Functies van het signaalrelais
Signaalrelais Storingssignaal
Niet geactiveerd:
• De voedingsspanning is uitge-
schakeld.
1
2
3
• De pomp heeft geen storing
NC NO C
waargenomen.
Geactiveerd:
• De pomp heeft een storing
1 2
3
waargenomen.
NC NO C
Signaalrelais Gereed signaal
Niet geactiveerd:
• De pomp heeft een storing
waargenomen en kan niet meer
1
2
3
draaien.
NC NO C
Geactiveerd:
• De pomp is uitgeschakeld, maar
is klaar om te draaien.
1 2
3
NC NO C
• De pomp draait.
Signaalrelais Bedrijfssignaal
Niet geactiveerd:
• De pomp is uitgeschakeld.
• De pomp heeft een storing
1
2
3
waargenomen en kan niet meer
NC NO C
draaien.
Geactiveerd:
• De pomp draait.
• De pomp heeft een storing
1 2
3
waargenomen, maar kan nog
NC NO C
draaien.
Resetten van storingsmeldingen
Een storingsmelding kan op één van de volgende
wijzen gereset worden:
•
Druk kortstondig op
Dit heeft geen invloed op de pompinstellingen.
•
Schakel kortstondig de voedingsspanning naar de
pomp uit.
•
Met de R100, zie hoofdstuk 8.4 R100 menu over-
zicht.
Alvorens de pomp weer in normaal bedrijf terug kan
keren, dient de storing opgeheven te worden.
Indien de storing uit zichzelf verdwijnt, zal de sto-
ringsmelding automatisch resetten.
De oorzaak van de storing wordt opgeslagen in het
pompalarmlog. De laatste vijf storingen kunnen met
de R100 worden opgeroepen.
,
of
op de pomp.