Gradiëntherkenning
Gradiëntherkenning
Functiebeschrijving
In deze functie zijn 2 verschillende modi te selecteren:
Met de Flankherkenning wordt de richting van een waardeverandering met verschillende
methodes herkend en in de uitgangsvariabelen uitgegeven. Tegelijkertijd geschiedt de uitgave van
de minima en maxima.
Met de Gradiëntherkenning wordt de snelheid van een waardeverandering met een ingestelde
waarde (bv. 5K/min) vergeleken.
Definities:
Gradiënt: Verloop van de wijziging van een grootheid (bv. temperatuur) tussen in de tijd (of
ruimtelijk) gedefinieerde punten. Dat kan een wijziging in positieve of negatieve richting zijn.
Quasi-Peak: Een piekwaarde (minimum of maximum) wordt middels een tijdconstante (K/min)
gewogen en wijzigt zich daardoor voortdurend (ook als gemiddelde piekwaarde omschreven).
Ingangsvariabelen
Vrijgave
Signaal
Reset
Differentie
Wordt met de ingangsvariabele „Reset" een digitaal signaal verbonden, dan geschiedt de
uitgave van de daartoe behorende uitgangsvariabelen „Status" en „Waarde" voor de eerste
berekening na het einde van de reset-impuls en blijft tot aan de volgende reset bestaan.
Wordt bij „Reset" „ongebruikt" opgegeven, dan wordt bij de flankherkenning afhankelijk van
de modus bij iedere positieve of negatieve flank „Status" en „waarde" opnieuw berekend. Bij
de gradiëntherkenning wordt het temperatuurverloop continu gemonitord.
Parameters flankherkenning
Functiegrootte
Modus
Flank
Quasi Peak
Waarde
(Weergave
alleen
Quasi Peak ja)
Flank: Afhankelijk van de keuze positief of negatief wordt ofwel een stijgende (positieve) of
dalende (negatieve) flank van een verloop herkend.
Ingangsvariabele „Differentie": Pas indien de meetwaarde van de te bewaken sensor de
differentie op het minimum (positieve flank) of op het maximum (negatieve flank) bereikt,
wordt de flankherkenning actief.
De volgende grafieken hebben betrekking op de functiegrootte „Temperatuur", maar zijn in
de basis op iedere andere functiegrootte toepasbaar.
48
Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT)
Analoog ingangssignaal van de te bewaken sensor
Digitaal ingangssignaal AAN/UIT voor het starten van de flank- of
gradiëntherkenning (impuls)
Analoge
waarde
Activeringsdifferentie
waardeverandering van de gradiënten van de gradiëntherkenning
(zie functiebeschrijving en afbeeldingen)
Er staat een veelvoud aan functiegroottes ter beschikking, welke met
eenheid en kommaposities overgenomen worden.
Keuze: Flankherkenning
Keuze: positief of negatief
Keuze Ja / Nee (verdere informatie: zie functiebeschrijving en
grafieken)
Opgave van de gradiënt voor de Quasi-Peak in eenheid/minuut, bv.
opgave „5,0 K" betekent 5,0 K/min.
bij
of
analoog
ingangssignaal
van
de
flankherkenning
voor
de
of
voor
de