Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Solarstart / Drainback; Ingangsvariabelen Solarstart / Drainback - Technische Alternative UVR 16x2 Programmeerhandleiding

Deel 2: functies
Verberg thumbnails Zie ook voor UVR 16x2:
Inhoudsopgave

Advertenties

Solarstart / Drainback

Functiebeschrijving
De functie heeft 2 verschillende modi
Solarstart
Bij solarsystemen komt het ondermee voor, dat de collectorsensor te laat door het verwarmde
medium omspoeld wordt. Daardoor start het systeem te laat. De te lage natuurlijk circulatie treedt
meestal bij vlak gemonteerde collectorvelden, meandervormige absorbers en in het bijzonder bij
vacuümbuiscollectoren op.
De startfunctie neemt de solarpomp in intervallen kort in bedrijf en transporteert de inhoud van de
collector naar de sensor. Om energieverlies te vermijden, wordt het intervalbedrijf alleen binnen
een tijdvenster en vanaf een bepaalde instraling op de stralingssensor GBS01 (accessoire) of
onder controle van de collectortemperatuur gestart. Zonder stralingssensor probeert de regelaar
eerst aan de hand van de gemeten collectortemperatuur de daadwerkelijke omstandigheden vast te
stellen. Zo wordt het juiste tijdpunt voor het spoelbedrijf van de solarstartfunctie gevonden.
Voor ieder collectorveld met eigen collectorsensor is een eigen startfunctie benodigd.
Drainback
Bij drainback-solarsystemen (leegloopsystemen) wordt het collectorsysteem buiten de circulatietijd
leeg gemaakt. In het eenvoudigste geval wordt daarvoor in de buurt van de solarpomp een
leegloopvat gemonteerd, welke bij pompstilstand het volledige warmtemedium boven het vat
opneemt.
De systeemstart wordt ofwel door een stralingssensor of door het overschrijden van de
temperatuurdifferentie „Diff. aan" tussen collector- en boilersensor ingeleid.
Gedurende de vultijd dient de pomp het warmtemedium boven het hoogste punt van het systeem
te brengen. Een eventuele toerentalregeling is zo te programmeren, dat de pomp met volledig
toerental loopt (bv. digitaal commando op analoge uitgang). Eventueel kan ook een 2
(„boosterpomp") op een vrije uitgang daarvoor geschakeld worden om de vuldruk te verhogen.
Na afloop van de vultijd start de stabiliseringstijd (instelling in de functie solarregeling). Binnen de
stabiliseringstijd dient de collectorsensor de inschakeldifferentie te bereiken, omdat deze door de
vulcyclus eerst afgekoeld werd. Een toerentalregeling is aan te bevelen, zodat in deze tijd de pomp
met minimaal toerental loopt en daardoor de collector sneller kan opwarmen. Bereikt de
collectorsensor de inschakeldifferentie na afloop van de stabiliseringstijd niet, loopt het systeem
leeg en een nieuwe start kan pas na afloop van de blokkadetijd geschieden.
Wordt de pomp gedurende het normale bedrijf uitgeschakeld (bv. als gevolg van het onderschrijden
van de temperatuurdifferentie „Diff. uit" of uitschakeling op collector-overtemperatuur), dan loopt
het systeem leeg. Een nieuwe start is pas na afloop van de blokkadetijd en optreden van de
startvoorwaarden mogelijk.
Voor ieder collectorveld is een eigen drainbackfunctie benodigd.
De solarvoorrangsfunctie en de solarstartfunctie mogen bij drainback-systemen niet
gebruikt worden.

Ingangsvariabelen Solarstart / Drainback

Vrijgave
Solarstraling
Referentietemp.
Algehele vrijgave van de functie (digitale waarde AAN/UIT)
Analoog ingangssignaal van de stralingssensor
Analoog ingangssignaal van de collectorsensor
Solarstart / Drainback
e
pomp
131

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave