Bedieningsinstructies
170
Veiligheidsrichtlijnen bij bediening
Veiligheid van de machinist
De machine moet in dermate goede staat verkeren dat er geen
fouten optreden die aanleiding kunnen geven tot ongelukken.
Draag passende kleding en een veiligheidshelm om veilig te
kunnen werken.
Start de motor/machine alleen, wanneer u op de
bestuurdersstoel zit.
Houd uw handen uit de buurt houden van luiken, deuren, ruiten
e.d. om te voorkomen dat u bekneld raakt.
Maak altijd gebruik van de veiligheidsgordel. Controleer of de
veiligheidsgordel niet versleten is, zie bladzijde
Stap altijd in of uit de cabine met uw gezicht naar de machine
toe en maak gebruik van de aanwezige opstapjes en
handgrepen. Ga altijd uit van het driepuntsprincipe: dat wil
zeggen twee handen en één voet of één hand en twee voeten
– niet springen!
Stap alleen op oppervlakken die zijn voorzien van een
antisliplaag.
Houd de cabinedeur gesloten tijdens het bedienen van de
machine.
Controleer of het aanbouwdeel op de juiste manier bevestigd
en vergrendeld is.
De trillingen (schudden) die ontstaan als met de machine wordt
gewerkt, kunnen schadelijk zijn voor de machinist. U kunt dit
beperken door:
- de stoel goed in te stellen en de veiligheidsgordel goed vast
te doen;
- de machine tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden
neer te zetten op een zo vlak mogelijke ondergrond (en zo
nodig de ondergrond vlak te maken);
- uw snelheid aan te passen.
De cabine dient ter bescherming van de machinist en voldoet
aan de geldende vereisten voor kantelbeveiligingen (Roll
Over / Tip Over Protective Structures) zoals die zijn vastgesteld
in de testnorm (ROPS of TOPS, afhankelijk van de
machineconfiguratie). Houd u stevig vast aan het stuurwiel als
de machine mocht kantelen. Spring in geen geval naar buiten!
De cabine is mogelijk uitgevoerd met een bescherming tegen
vallende voorwerpen (extra) met een gewicht conform de
testprocedures voor een 'FOPS'.
De cabine kent één nooduitgang: de achterruit.
Klim tijdens onweersbuien niet in of uit de machine.
- Blijf op geruime afstand van de machine, totdat het onweer
voorbij is.
- Zet, als u in de cabine zit, de motor af en blijf zitten, totdat
het onweer voorbij is. Raak geen bedieningselementen of
metalen onderdelen aan.
Informeer naar het noodplan voor de locatie of andere
documenten met de te nemen maatregelen in geval van
ongelukken.
Omdat tijdens een stationaire regeneratie van het roetfilter
(DPF) de temperatuur van de uitlaatgassen tot boven de
normale waarde stijgt, geldt het volgende bij een stationaire
regeneratie:
- er zich geen brandbaar materiaal rondom de machine
bevindt; dit om brand te voorkomen;
- parkeer de machine op een veilige plek, als het risico bestaat
dat mensen te dichtbij komen. Voer vervolgens de
regeneratie uit.
120 .