NETBIOS (Network Basic Input Output System) — een API die
toepassingen op verschillende computers in een lokaal netwerk met
elkaar laat communiceren. NETBIOS, dat door IBM is gemaakt en later
door Microsoft is overgenomen, wordt gebruikt in de meeste fysieke
topologieën en fungeert als middelpunt voor Windows NT-netwerken.
NETBIOS is een "uitzendingsprotocol" dat geen ondersteuning biedt
voor een routingmechanisme en dat vaak in andere protocollen wordt
overgenomen, zodat dit ook in grotere moderne (routed) netwerken kan
worden gebruikt.
NETBIOS-naam — wordt ook wel de computernaam genoemd in
Microsoft Windows. De NETBIOS-naam is een unieke naam voor het
apparaat. Deze naam kan uit maximaal 15 tekens bestaan.
NT-domeinserver — een op Microsoft Windows gebaseerde server die
een netwerkdomein definieert. Een netwerkdomein definieert een
groep van computers en bijbehorende apparaten, zoals printers,
mailservers en bestandsservers.
NTLM — een verificatiealgoritme dat wordt gebruikt om toegang te
krijgen tot een e-mailserver.
Ping — een programma dat op de opdrachtregel wordt gebruikt en
waarmee een gebruiker of beheerder kan zien of een specifiek
apparaat in het netwerk actief is en reageert. Met ping 127.0.0.1 kan
bijvoorbeeld worden gecontroleerd of een lokale computer (de
computer die u gebruikt) op een netwerkverzoek kan reageren.
Proxyserver — fungeert als schakel tussen een werkstationgebruiker
en het internet, zodat het bedrijf de controle heeft over de beveiliging,
het beheer en de cachingservice. Een proxyserver is geassocieerd met
een gatewayserver (of een deel hiervan), die het bedrijfsnetwerk van
het netwerk buiten het bedrijf gescheiden houdt, en een firewallserver,
die het bedrijfsnetwerk tegen indringers beschermt.
Router — een apparaat via welke meerdere compters en apparaten
met een lokaal netwerk worden verbonden. Een router kan een van de
vele routers zijn die samen een wide area network (WAN) vormen.
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) — is een protocol dat wordt
gebruikt bij het verzenden en ontvangen van e-mail. Sinds dit protocol
echter beperkt is wat betreft de mogelijkheid om berichten aan het
ontvangende eind in een wachtrij te zetten, wordt dit vaak samen met
een van twee andere protocollen gebruikt (POP3 of IMAP), dat
gebruikers de mogelijkheid biedt om berichten in een servermailbox op
te slaan en deze af en toe van de server te downloaden.
TCP/IP (Transmission Control Protocol/Internet Protocol) — een suite
met protocollen die precies is aangepast aan de specifieke behoeften
van geavanceerde netwerken. Dit protocol is vernoemd naar TCP en IP
en de eerste van vele protocollen in de suite. TCP/IP is de
basisstandaard voor communicatie via het internet.
TCP-poort — een speciaal nummer in de kopregel van een
netwerkdatapakket. Een TCP-poort wordt gebruikt om gegevens aan
computerprocessen of toepassingen toe te wijzen. Een server die
bijvoorbeeld inkomende TCP-datapakketten ontvangt met nummer 21
in de kopregel, zal die gegevens normaal gesproken toewijzen aan het
FTP-proces dat op de server wordt uitgevoerd (21 is de standaardpoort
voor het starten van een FTP-sessie met een client).
8-2
A-61588_nl januari 2008