07 Wielen en banden
Wielen verwisselen
Wielen monteren
– Reinig de contactvlakken op het wiel en
de naaf.
– Breng het wiel aan. Draai de wielbouten
vast.
– Breng de auto zo ver omlaag dat de wielen
niet meer ongehinderd kunnen draaien.
– Draai de wielmoeren kruiselings iets strak-
07
ker vast. Het is belangrijk dat u de wiel-
moeren stevig aanhaalt. Haal ze aan met
140 Nm. Controleer het aanhaalmoment
met een momentsleutel.
– Breng de wieldop (stalen velgen) aan.
164
Bepaalde varianten.
WAARSCHUWING
Kruip nooit onder de auto als deze op de
krik staat.
Laat eventuele passagiers uit de auto stap-
pen, voordat u de auto opkrikt.
Geef eventuele passagiers te kennen dat ze
dusdanig moeten gaan staan dat de auto en
liever nog een vangrail tussen hen en het
verkeer op de weg zit.
BELANGRIJK
Als er TPMS op de auto zit, dient u de nieu-
we banden na montage te kalibreren. Lees
"Bandenspanningscontrolesysteem afstel-
len" op pagina 161.