4.4.4. TRANSFERROUTES
Als er delen van de tuin zijn die van elkaar gescheiden zijn door delen die niet gemaaid mogen worden
of waar geen grasmat ligt, zoals harde oppervlakken op hetzelfde niveau als de tuin, is het mogelijk
om de delen die gemaaid moeten worden met elkaar te verbinden door middel van transferroutes. De
robotmaaier zal van het ene gebied naar het andere gaan terwijl het maaimechanisme uitgeschakeld blijft.
De transferroute kan ook gebruikt worden om het laadstation te bereiken wanneer dit niet in een
werkgebied is geïnstalleerd.
Procedure:
1. Bepaal tussen de mogelijke doorgangen de gemakkelijkste transferroute waarmee u de grootste
afstand tot eventuele obstakels kunt houden en die niet door gebieden gaat die gewoonlijk gebruikt
worden voor parkeren, het doorrijden van voertuigen of waar groepen mensen door stappen.
2. De transfertroute omvat een manoeuvreerzone die zich 1 m naar rechts en 1 m naar links van de
geregistreerde route (A) uitstrekt. De volgende minimumafstanden tussen het manoeuvreergebied
en de verschillende tuinelementen moeten in acht worden genomen:
- 30 cm van obstakels begrensd door virtuele perimeters of zones zonder insnijdingen (B);
- 30 cm van vaste, onbegrensde obstakels of doorlopende structurele elementen (C);
- 1m van openbare wegen (D);
- 1m van zwembaden (E);
- 1m van voetpaden (F);
- 1m van kliffen of steile hellingen (G).
3. Transferpaden moeten de maximale helling van 20% respecteren.
4. In het geval van smalle doorgangen waar de bovenstaande afstanden niet kunnen worden
gerespecteerd, moet de doorgang worden afgebakend met niet-betreedbare barrières, indien deze
nog niet aanwezig zijn.
OPMERKING: Transferpaden die zijn opgenomen in smalle doorgangen kunnen onvoldoende
satellietsignaalontvangst hebben, waardoor de nauwkeurigheid van de bediening van de
maairobot wordt beïnvloed.
B
1m
1m
A
E
28
4. INSTALLATIE
C
≥ 30cm
≥ 1m
D
≥ 30cm
≥ 1m
F
≥ 1m
≥ 1m
G
NL