4.4.2. SMALLE DOORGANGEN
Procedure:
1. In het geval van smalle doorgangen moet de afstand tussen twee virtuele grenzen Z ≥2 m (A) zijn.
2. In het geval van een doorgang waarbij de afstand tussen de virtuele grenzen <2m zou zijn, kan het
deel van het gebied voorbij het knelpunt (A) niet automatisch worden bereikt door de maairobot.
In dit geval is het nodig om twee afzonderlijke virtuele snijzones (B) te programmeren en ze te
verbinden met een virtueel overdrachtspad (C).
3. Als het niet mogelijk is om de twee gebieden te verbinden met een virtueel overdrachtspad, moet
het deel van het gebied voorbij het knelpunt (A) worden beschouwd als een "Gesloten Gebied" (zie
Par. 4.4.3).
A
4.4.3. GESLOTEN GEBIEDEN
Gebieden die niet zelfstandig kunnen worden bereikt door de robotmaaier via een virtueel transferpad
moeten worden geprogrammeerd als 'Gesloten gebied' (optie in App).
Elke Gesloten Gebied kan een maximaal oppervlak hebben, afhankelijk van het model (zie tabel met
technische gegevens). Als het nodig is om een groter gebied te bestrijken dan het maximum dat door één
Gesloten Gebied kan worden beheerd, verdeel het gebied dan in meerdere Gesloten Gebieden.
Voor de registratie van gesloten gebieden moeten dezelfde criteria worden gehanteerd als in Par. 4.4.1.
De robotmaaier moet met de hand in elk gesloten gebied worden gebracht en handmatig worden gestart.
NL
Z
G
C
Z
4. INSTALLATIE
B
27