Inbedrijfstelling
I
5
Aanwijzingen
0 0
5
Inbedrijfstelling
5.1
Aanwijzingen
16
STOP
Bij de inbedrijfstelling beslist de veiligheidsaanwijzingen in hoofdstuk 2 en de veilig-
heidsaanwijzingen in de in hoofdstuk 1 aangegeven technische handleidingen in acht
nemen!
•
Controleer vóór de inbedrijfstelling het juiste oliepeil! De hoeveelheden smeermiddel
vindt u op het betreffende typeplaatje (Æ hoofdstuk "Vulhoeveelheden smeer-
middel").
•
Controleer de juiste draairichting van de haakse tandwielkasten en controleer of de
hulpaandrijving niet meedraait in de bedrijfsdraairichting.
GEVAAR!
Gevaar voor zware beschadiging van hulpaandrijving door te hoog toerental.
Dood of zeer zwaar letsel.
•
Als u de draairichting wilt veranderen, is overleg met Vector Aandrijftechniek altijd
noodzakelijk.
•
Bepaal voor het aansluiten van de hoofd- en hulpaandrijfmotor altijd het draaiveld
van het draaistroomnet met behulp van een draaiveldrichtingsmeter. Controleer of
beide motoren overeenkomstig de draairichting aangesloten zijn.
•
Controleer of de hoofdaandrijfmotor niet tegen de blokkeerrichting van de haakse
tandwielkasten van worden aangedreven. Let altijd op de draairichtingsindicatie op
de haakse tandwielkast.
•
Vergrendel de hoofd- en hulpaandrijfmotor elektrisch zodanig met elkaar dat alleen
één van beide motoren ingeschakeld kan worden.
•
Controleer de uitschakelfunctie van de toerentalbewaking.
•
Controleer of de hulpaandrijving niet overbelast wordt. De hulpaandrijving mag
alleen op de in de orderspecificaties aangegeven koppels aan de uitgaande as
belast worden.
•
Controleer of bij bedrijf met de hulpaandrijving (bijv. onderhoud) de draaibeweging
van de aandrijfas van de haakse tandwielkast niet gehinderd wordt. Een rem aan de
aandrijfzijde van de hoofdaandrijving moet bij bedrijf met de hulpaandrijving gelicht
worden.
Technische handleiding – Serie X.. Elevatoraandrijvingen