HET VOERTUIG INRIJDEN
GEVAAR
Na de eerste 1000 km (621,37 mijl) dient
u de controles te laten uitvoeren die in
de kolom "na het rijden" staan, zie HET
ROUTINE-ONDERHOUD: SCHEMA, zie
pa g. 44 om uze l f, an de ren e n h et
voertuig niet in gevaar te brengen.
Het voertuig inrijden is van fundamenteel
belang voor de levensduur en het perfect
functioneren van de motor. Rijd in het
begin vooral op wegen met veel bochten
en hellingen om de ophangingen en de
remmen goed in te rijden.
Tijdens de eerste 500 km (312 mijl) die
afgelegd worden, dient men zich aan de
volgende voorschriften te houden:
0-100 km (0-62 mijl)
Gedurende de eerste 100 km (62 mi) de
rem voorzichtig gebruiken, vermijd bruusk
en langsurig remmen. Op die manier
kunnen de blokjes op de remschijf rustig
inlopen.
0-300 km (0-187 mijl)
De gashendel niet voor langere tijd voor
meer dan de helft opengedraaid houden.
300-500 km (187-312 mijl)
De gashendel niet voor langere tijd voor
meer dan 3/4 opengedraaid houden.
STOPPEN
GEVAAR
Vermijd abrupt stoppen, plotseling
vaart minderen en remmen op het
laatste moment.
u
Laat de gashendel los (1) (Pos.A), trek
de remmen geleidelijk aan en schakel
tegelijkertijd terug om snelheid te
minderen, zie pag. 38 (STARTEN EN
RIJDEN).
Verminder snelheid alvorens het voertuig
helemaal stil te zetten:
u
Trek de koppelingshendel (2) aan om te
voorkomen dat de motor stilvalt.
Als het voertuig stilstaat:
u
Zet de hendel in zijn vrij (groen lampje
"
" gaat branden).
u
Laat de koppelingshendel los.
u
Houd in geval van kortstondig halt
h o u d e n
m i n s t e n s
aangetrokken.
PARKEREN
Zet het voertuig op een stevige en effen
ondergrond om te voorkomen dat hij
omvalt.
Laat het voertuig niet tegen een muur
leunen en leg hem niet op de grond.
é é n
r e m
Controleer of het geparkeerde voertuig,
en in het bijzonder de hete delen van
het voertuig, geen gevaar voor anderen
kunnen vormen, vooral voor kinderen.
Laat het voertuig niet onbeheerd achter
met de motor aan of met het sleuteltje
nog in de contactschakelaar.
Ga niet op het voertuig zitten terwijl hij
op de standaard staat.
GEVAAR
41
gebruik en onderhoud RS 50