Inhoudsopgave
Advertenties
Storingsmeldingen in het display:
Sensorfout
De foutcode heeft betrekking op
temperatuursensoren die onder de
installatieparameter Info Temp.
opgeroepen kunnen worden. De
installatie wordt niet uitgeschakeld. Na
opheffing van de fout verdwijnt de
melding onmiddellijk uit het display.
Zie de tabel onder de installatieparameter
Info Temp. (zie blz. 12).
Sensortemperatuur
01 Buitentemperatuur
02 Kamertemperatuur
04 Aanvoertemperatuur
warmtepompsensor
07 Aanvoertemperatuur
verwarmingscircuit
10 Warmwatertemperatuur
12 Verdampertemperatuur
18 Collectorsensor
(zonne-energie)
Na een volledige reset moet
parameter 32 weer op 2 worden
gezet en de max. aanvoertemperatuur-
parameter 21 weer op de gewenste
waarde worden ingesteld! Bij zonne-
energiebedrijf moet bij de apparaten LWA
203/303 GS parameter 26 weer op 3
gezet worden. De stooklijnen moeten
weer opnieuw worden ingesteld, waarbij
erop moet worden gelet, dat beide
stooklijnen op dezelfde waarde worden
ingesteld.
Verdamper ontdooi fout.
Indien het
-symbool knippert, maar er
verschijnt geen foutcode in de display, dan is
de compressor vanwege een fout tijdens het
ontdooien uitgeschakeld. (zie par. 28)
34
2.9 Eisen met betrekking tot
de CV ketel als 2de
warmtebron.
1. Het maximaal vermogen van de CV ketel
mag niet hoger zijn dan 12 kW.
2. De CV ketel moet moduleerbaar zijn , tot
onder de 5 kW, om pendelen bij een lage
warmtevraag te voorkomen
3. De CV ketel moet over een her-
inschakelvertraging beschikken,om het
ongewenste inschakelen te verminderen.
4. Een aanvoertemperatuurbegrenzing moet
mogelijk zijn (voor vloerverwarming en
laagtemperatuursystemen.)
5. Bij het gebruik van een CV ketel zonder
ingebouwde pomp, dient een separate
pomp te worden aangebracht, die
gelijktijdig met de gasketel inschakeld (via
de contacten: X 3/11) Een minimaal debiet
is niet noodzakelijk.
6. Categorie 112ELL BP( ook eventueel
geschikt voor butaan of propaan.)
Fout-
7. Soor toestel: C13 x, C33x, eC43x,C
code
53xC63 x,C83,B23x,B33x
8. De ingestelde specifieke waarden moeten
E 70
na het spanningsvrij worden van de
E 71
gasketel door de LWA behouden blijven,
E 73
2.10 Onderhoud en reiniging
E 74
2.10.1 Onderhoud
E 72
De LWA werkt volautomatisch en heeft
E 75
geen bijzonder onderhoud nodig. Indien
warmte-energiemeters zijn aangebracht,
E 77
dienen de licht verstopte zeefjes ervan
regelmatig te worden gereinigd.
De luchtinvoer- en -
uitgangsopeningen aan de
buitenwand dienen sneeuw- en bladvrij
gehouden te worden.
2.10.2 Reiniging
De verdamperlamellen dienen van tijd tot
tijd van verontreinigingen ontdaan te worden.
Bij storingen in de werking van de
warmtepomp door afzetting van
corrosieproducten (roestbrij) in de
condensor van de verwarmingsinstallatie, kan
alleen chemisch oplossen met speciale
oplosmiddelen en een spoelpomp uitsluitsel
bieden, raadpleeg hiervoor de klantendienst.
Controleer de condensafvoer regelmatig.
Verwijder vervuilingen en verstoppingen.
2.10.3 Veiligheidsvoorzieningen op het
apparaat
De veiligheidsvoorzieningen op de LWA
onderbreken bij een storing de
desbetreffende stroomkring.
Veiligheidstemperatuurbegrenzing (STB)
Als de watertemperatuur hoger wordt dan
95 ºC, schakelt het apparaat uit. De ventilator
blijft echter functioneren. Als de foutoorzaak
is opgelost, wordt de
veiligheidstemperatuurbegrenzer (F2) door
indrukken van de knop (afb. 10) weer gereset.
Daarvoor moet het apparaat geopend
worden, zoals getoond in afb. 7.
Veiligheidsdrukbegrenzing (SDB)
De veiligheidsdrukbegrenzing schakelt de
compressor uit bij ontoelaatbaar hoge druk in
het koelmiddelcircuit.
De veiligheidsdrukbegrenzer kan eventueel
ook aanspreken, als de LWA boven de zijn
inzetbereik (>30 ºC afvoertemperatuur)
werkt. Als de foutboorzaak is opgelost, wordt
de veiligheidstemperatuurbegrenzer (F3)
door indrukken van de knop (afb. 11) weer
gereset. Daarvoor moet het apparaat
geopend worden, zoals getoond in afb. 6.
Motorbeveiligingsschakelaar
Bij overbelasting van de compressor door te
hoge thermische belasting schakelt de
motorbeveiligingsschakelaar van de
compressor uit. De oorzaak dient te worden
opgelost. De motorbeveiligingsschakelaar
schakelt de compressor na korte tijd vanzelf
weer in.
Beschermingsanode
Voor bescherming van het voorraadreservoir
tegen corrosie zijn twee beschermingsanodes
ingebouwd. De beschermingsanodes zijn in
de flens van binnen naar buiten
doorgestoken en bevestigd. Ter controle
wordt de flens gedemonteerd, zodat
tegelijkertijd het elektrische
verwarmingselement en de emaillering
gecontroleerd kunnen worden. Als de anode
wordt vervangen, dient u bij het aanbrengen
voor een onberispelijke metaalgeleiding te
zorgen! Wanneer er getest moet worden
hangt af van de plaatselijke waterkwaliteit. De
test dient door een installateur te worden
uitgevoerd. (Aanbevolen wordt de eerste
controle ten hoogste na 2 jaar uit te voeren).
2.10.4 Beveiligingsvoorzieningen van
de installatie
Veiligheidsventiel (door de installateur t
leveren en aan te brengen.)
Overschrijdt de waterdruk de ingestelde
waarde van 6 bar, dan gaat het ventiel open
en vermindert de druk. Het ventiel is zo
ingesteld, dat bij uitgeschakelde verwarming er
geen water naar buiten komt. Als er
desondanks veel druppels waar te nemen zijn,
is of het ventiel vervuild, of de waterdruk te
hoog, of is het reduceerventiel defect.
Reduceerventiel (evt. te leveren en aan te
brengen door de installateur)
Ga na of het ventiel probleemloos
functioneert. Vervang het ventiel indien nodig.
Regelmatig onderhoud van de ventielen
Omwille van de veiligheid dient van tijd tot
tijd het probleemloos functioneren van
deventielen te worden getest. Het hangt van
de plaatselijke waterkwaliteit af, hoe snel er
zich kalk afzet. Aangezien de installateurs de
plaatselijke waterkwaliteit kennen, dienen zij
het tijdstip van het volgende onderhoud te
bepalen.
Advertenties
Inhoudsopgave
