Inhoudsopgave
Advertenties
Het belangrijkste in het kort
Instellingen
Alle instellingen verlopen volgens hetzelfde
schema:
Bij het openen van de klep
wordt de manager in de
programmeerstand geschakeld.
Onderaan het display bij de
installatieparameter
ruimtetemp. 1/2
ruimtetemp. 1/2
ruimtetemp. 1/2
ruimtetemp. 1/2
ruimtetemp. 1/2 verschijnt
een wijzersymbool . Als u
aan de
-knop draait kunt u
de wijzer op de
installatieparameter plaatsen
die u wilt wijzigen.
U wijzigt de waarde van de
installatieparameter door op
de
-toets te drukken. Het
rode controlelampje boven de
-toets licht dan op, waarna u
met de
-knop de gewenste
waarde in kunt stellen. Als u
opnieuw op de
dooft het controlelampje en
wordt de nieuwe instelling
opgeslagen.
Programmeren beëindigen
Als u de gewenste parameterwijzigingen
ingevoerd en opgeslagen hebt, kunt u het
programmeren eenvoudig beëindigen door
de klep te sluiten. Als u echter nog meer
wijzigingen aan wilt brengen, draait u de
knop altijd verder tot op het display de
aanduiding End
End verschijnt. Druk nu op de
End
End
End
-toets. U keert nu terug naar het vorige
niveau. Sluit u de klep voordat de
(controlelampje aan) ingedrukt is, dan keert
de manager terug naar de uitgangspositie
(aanduiding van kloktijd en datum). De
gewijzigde waarde wordt dan niet
opgeslagen.
Bij de eerste inbedrijfstelling wordt
een installatiecheck uitgevoerd,
d.w.z. de waarden van alle sensoren die
op dat moment zijn aangesloten, worden
indien gewenst op het display
weergegeven. Sensoren die niet voor het
aanbrengen van de spanning aangesloten
waren, worden door de manager niet
geregistreerd en dus niet weergegeven.
Het wijzersymbool slaat
installatieparameters over.
Voorbeeld: als de collectorsensor bij eerste
inbedrijfstelling niet aangesloten zou zijn,
zouden de installatieparameters voor het
zonne-energiesysteem niet worden getoond
(bijvoorbeeld collectortemperatuur, bedrijf
met delta-t-regeling bij het zonne-
energiesysteem). De waarden kunnen
daardoor niet worden geprogrammeerd.
Displayaanduidingen (met alle displayelementen)
7 7 7 7 7
6 6 6 6 6
De betekenis van de displayelementen hangt af van het bedieningsniveau:
Nr.
-toets drukt,
1
2
3
-
4
5
-toets
6
7
aanvoer temperatuur
8
nachtverlagingsfunctie
9
1
Bedieningsniveau
e
(bedrijfstoestanden)
weekdag
kloktijd
bedrijfstoestanden,
storingssymbool
–
ventilatorstand
–
werkelijke
werkelijke ruimtetemperatuur,
werkelijke warmwatertemperatuur
daginstelling
8 8 8 8 8 9 9 9 9 9
5 5 5 5 5
4 4 4 4 4
2
Bedieningsniveau
e
weekdag
kloktijd,
temperaturen,
partyuren,
vakantiedagen
stooklijn
–
vakantieprogramma
schakelperiodes (I, II, III)
wijzersymbool
parameter
nachtverlagingsfunctie
daginstelling
partyprogramma
1 1 1 1 1
2 2 2 2 2
3 3 3 3 3
3
Bedieningsniveau
e
(inbedrijfstelling)
code, parameter,
temperatuur,
tijdintervallen,
softwarestand,
hardwarestand
–
–
–
–
parameter
–
–
3
Advertenties
Inhoudsopgave
