SQEx 05.2 – SQEx 14.2 / SQREx 05.2 – SQREx 14.2 Meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Elektrische aansluiting
Potentiaal van de
aansluitingen door de
klant
Veiligheidsnormen
Houd rekening met de
elektromagnetische
compatibiliteit bij het
leggen van de kabels
Stroomsoort,
voedingsspanning en
frequentie
Aansluitkabels
18
Alle ingangssignalen (aansturing) moeten van dezelfde voedingsspanning (potentiaal)
worden voorzien.
Alle uitgangssignalen (statusmeldingen) moeten van dezelfde voedingsspanning
(potentiaal) worden voorzien.
Alle extern aangesloten apparatuur dient met de desbetreffende veiligheidsnormen
overeen te komen.
Signaal- en buskabels zijn storingsgevoelig.
Motorkabels kunnen storingen veroorzaken.
Storingsgevoelige en storing veroorzakende kabels op een zo groot mogelijke
onderlinge afstand van elkaar leggen.
De resistentie tegen storingsinvloeden van signaal- en buskabels is hoger indien
de kabels dicht bij het massapotentiaal worden gelegd.
Indien mogelijk, lange kabels vermijden of erop letten dat zij in zones worden
gelegd waar storingsbronnen weinig invloed hebben.
Het over lange afstanden parallel leggen van storingsgevoelige en storing
veroorzakende kabels vermijden.
Bij het aansluiten van standmelders voor terugmelding op afstand moeten
afgeschermde kabels worden gebruikt.
Stroomsoort, voedingsspanning en de frequentie moeten met de motorgegevens
(zie typeplaatje op de motor) overeenkomen.
Afbeelding 10: Typeplaatje motor (voorbeeld)
[1]
Stroomsoort
[2]
Voedingsspanning
[3]
Frequentie (bij draai- en wisselstroommotoren)
Teneinde de isolatie van de apparatuur te waarborgen geschikte
(spanningsvaste) kabels toepassen. De kabels selecteren op minimaal de
hoogst voorkomende nominale spanning.
Aansluitkabels met een minimaal temperatuurbereik van +80 °C toepassen.
Bij aansluitkabels die aan uv-straling worden blootgesteld (bijv. buiten) uv-
resistente kabels toepassen.
ACExC 01.2 Non-intrusive