Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Trane RTHD SE Handleiding Voor Installatie, Bediening En Onderhoud pagina 56

Inhoudsopgave

Advertenties

Mechanische werkingsprincipes
Oliestroombescherming
De olie stroomt via het smeercircuit van het oliecarter
naar de compressor (afbeelding 18). Als de olie het
oliecarter verlaat, passeert deze een serviceklep, een
oliekoeler (indien gebruikt), oliefi lter, de hoofdsolenoïde
en nog een serviceklep. De olie stroomt vervolgens
via twee afzonderlijke wegen, die elk een aparte
functie hebben: (1) lagersmering en -koeling, en (2)
compressorolie-inspuiting. De oliestroom en -kwaliteit
wordt aangetoond door een combinatie van sensoren,
met name een druktransducer en een optische
oliepeilsensor.
Als de oliestroom gehinderd wordt door een verstopt
oliefi lter, gesloten serviceklep, defecte hoofdsolenoïde
of een andere bron, leest de oliedruktransducer een
extreem hoge drukdaling (t.o.v. de totale systeemdruk)
in het oliesysteem af en schakelt de koelmachine uit.
Op dezelfde manier kan de optische oliepeilsensor een
tekort aan olie in het primaire oliesysteem constateren
(veroorzaakt door een verkeerde olievulling na
onderhoud of ophoping van olie in andere delen van het
systeem). Deze sensor zorgt ervoor dat de compressor
pas kan starten of draaien als er voldoende olie aanwezig
is. De combinatie van deze twee sensoren, alsmede de
diagnoses voor langdurig lage systeemverschildruk en
lage oververhittingsomstandigheden, kan de compressor
beschermen tegen schade veroorzaakt door zware
bedrijfsomstandigheden, defecten in onderdelen of
verkeerde bediening.
Als de compressor om welke reden dan ook stopt, gaat
de hoofdsolenoïde dicht. Hierdoor wordt de olievulling
in het carter geïsoleerd bij stilstaande compressor.
De olie die effi ciënt opgeslagen is in het oliecarter,
is meteen beschikbaar voor de compressor bij het
opstarten. Dergelijke stromen zouden anders ongewenst
olie onttrekken aan leidingen en oliecarter.
56
De Tracer UC800 probeert een minimale
systeemverschildruk te leveren en te bewaken, zodat
de benodigde systeemverschildruk voldoende is om
olie naar de compressor te brengen. Afhankelijk van
de waarden van de druktransducers in verdamper
en condensor wordt de EXV gemoduleerd om de
verdamperdruk te handhaven op minimaal 1,7 bar onder
de condensordruk. Zodra deze minimale waarde bereikt
is, keert de EXV terug naar normale vloeistofpeilregeling
(zie het hoofdstuk "Beschrijving cyclus"). Als het
verschil aanzienlijk lager is dan voorgeschreven,
activeert de unit de betreffende diagnoses en voert
een afkoelingsperiode voor de compressor uit. Aan
de onderkant van het oliecarter zijn verwarmingen
gemonteerd voor een goede smering en minimalisering
van koudemiddelcondensatie in het oliecarter. Een
hulpcontact van de compressorstarter bekrachtigt deze
verwarmingen tijdens de uitcyclus van de compressor
voor een correcte verhoging van de olietemperatuur. Het
verwarmingselement wordt continu bekrachtigd terwijl
de compressor uit is en schakelt onafhankelijk van de
temperatuur.
Oliefi lter
Alle Series R koelmachines zijn voorzien van een
oliefi lter met verwisselbaar patroon. Het fi lter houdt
vuildeeltjes tegen die de inwendige olietoevoerleidingen
van de compressor kunnen verstoppen. Het fi lter
voorkomt bovendien overmatige slijtage van de
compressorrotor en lagervlakken en zorgt voor
een lange gebruiksduur van de lagers. Raadpleeg
het hoofdstuk "Onderhoud" voor het aanbevolen
fi ltervervangingsinterval.
Olietoevoer compressorlager
De olie wordt ingespoten in het rotorhuis van waaruit de
olie naar de lagergroepen in de motor- en lagerhuizen
wordt geleid. Elk lagerhuis heeft een opening naar de
compressoraanzuigzijde, zodat de olie uit de lagers via
de compressorrotor naar de olieafscheider terugstroomt.
RLC-SVX018A-NL

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave