Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Trane RTHD SE Handleiding Voor Installatie, Bediening En Onderhoud pagina 54

Inhoudsopgave

Advertenties

Mechanische werkingsprincipes
De compressor (afbeelding 17) die wordt gebruikt door
de RTHD koelmachine bestaat uit 3 afzonderlijke delen:
de motor, de rotors en de lagerbehuizing.
Compressormotor
De compressorrotors worden direct aangedreven door
een tweepolige hermetische kooianker-inductiemotor.
De motor wordt gekoeld door vloeibaar koudemiddel
van de verdamper, dat via de het uiteinde van het
motorhuis binnenstroomt.
Compressorrotors
Elke Series R koelmachine gebruikt een semi-
hermetische direct aangedreven helirotor-
schroefcompressor. Met uitzondering van de lagers
heeft elke compressor slechts drie bewegende delen:
2 rotors - "male" en "female" - voor de compressie en
een schuifklep die de capaciteit regelt. De mannelijke
rotor is gekoppeld aan de motor en wordt hierdoor
aangedreven; de vrouwelijke rotor wordt aangedreven
door de mannelijke rotor. Aan de uiteinden van beide
rotors zitten apart behuisde lagers. De schuifklep zit op
(en beweegt langs) de onderzijde van de rotors.
De helirotor-schroefcompressor is een
verdringercompressor. Het koudemiddel van de
verdamper wordt aangezogen in de aanzuigopening
aan de onderzijde van de motor. Het gas wordt door
de motor geleid, koelt deze en wordt vervolgens
naar de rotors geleid. Daar wordt het koudemiddel
gecomprimeerd en direct naar de uitlaatkamer gevoerd.
Er is geen fysiek contact tussen rotors en
compressorhuis. Aan de onderzijde van de
compressorrotor ingespoten olie zorgt voor een
oliefi lm op beide rotors en de binnenzijde van het
compressorhuis. Hoewel de hier ingespoten olie de
rotors smeert, is de primaire taak ervan het afdichten van
de ruimte tussen de rotors en het compressorhuis. De
effectieve afdichting tussen deze inwendige onderdelen
vergroot het prestatievermogen van de compressor door
lekkage tussen hoge- en lagedrukruimten te beperken.
De capaciteitsregeling vindt plaats door middel
van een schuifklep in de rotor/het lagerhuis van de
54
compressor. De aan de onderzijde van de rotors
aangebrachte schuifklep wordt aangedreven door een
zuiger/cilinder langs een as parallel met de rotoras. De
belastingstoestand van de compressor wordt bepaald
door de stand van de schuifklep over de rotors. De
compressor is volledig belast als de schuifklep volledig
over de rotors is uitgeschoven. Het ontlasten vindt
plaats als de schuifklep weg van de aanzuigzijde van
de rotors wordt bewogen. Door het ontlasten van de
schuifklep wordt het koelvermogen verlaagd, doordat
het compressievlak van de rotors kleiner wordt.
Verplaatsing schuifklep op uitvoeringen SE/HE/XE
De verplaatsing van de schuifklepzuiger bepaalt
de positie van de schuifklep waardoor het
compressorvermogen wordt geregeld. De
gecomprimeerde damp in en uit de cilinder bepaalt de
zuigerverplaatsing en wordt geregeld door belastings-
en ontlastingssolenoïdes. De solenoïdes (beide normaal
gesloten) ontvangen belastings- en ontlastingssignalen
van de Tracer UC800 op basis van systeemkoelingseisen.
Om de compressor te belasten opent de Tracer UC800 de
belastingssolenoïde. De onder druk staande dampstroom
stroomt dan in de cilinder en duwt de zuiger naar de
rotors met behulp van de lagere aanzuigdruk op het
vlak van de schuifklep. De compressor wordt ontlast
als de ontlastingssolenoïde open staat. In de cilinder
"opgesloten" damp wordt in het aanzuiggedeelte van de
compressor gezogen. Als de onder druk staande damp
de cilinder verlaat, beweegt de schuifklep langzaam weg
van de rotors. Als beide solenoïdes gesloten zijn, wordt
het huidige compressorbelastingsniveau gehandhaafd.
Bij het uitschakelen van de compressor wordt de
ontlastingsklep bekrachtigd. De schuifklep wordt door
een veer weer in de volledig ontlaste stand gestuurd,
zodat de unit altijd volledig ontlast wordt gestart.
Verplaatsing schuifklep op HSE-uitvoering
De schuifklep wordt in HSE-uitvoeringen gecoördineerd
door AFD. Het algoritme van Tracer UC800 stuurt het
compressorvermogen met een hoger vermogen van de
schuifklep en een lagere AFD-frequentie met het oog op
meer effi ciëntie.
Belastingproces
Schuifklep
Min. capaciteit
Ontlastingproces
Schuifklep
Min. capaciteit
Dit schema voor belasten en ontlasten is een
algemene afbeelding, het kan variëren indien de
bedrijfsspecifi caties ineens veranderen. Ook de start-/
stopmodus is hierin niet meegenomen.
60%
capaciteit
60%
capaciteit
RLC-SVX018A-NL
100%
capaciteit
100%
capaciteit

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave