Met de parameters SIGN. A, B, C en D STROOM wordt de maximale stroom voor de betreffende on-
board bewaakte uitgang ingesteld. De ingestelde SIGN. STROOM voor een on-board bewaakte
uitgang dient:
Controleer de
instelling na volledige
inbedrijfname van de
centrale
Indien de bewaakte uitgang niet wordt gebruikt dient een waarde 0 ingevoerd -unused in ConfigTool- te
worden. Een als ongebruikt ingestelde bewaakte uitgang kan worden afgesloten met een
bewakingsweerstand (EOLR), met een waarde van 6K2, ½ Watt.
Indien de EN54-13 bewaking voor een bewaakte uitgang wordt ingeschakeld MOET het einde van de
op de bewaakte on-board uitgangen -SOUNDERS A, B, C en D- aangesloten lijn met een active EOL
device -type 712-1107-, afgesloten worden.
Selecteer met de toetsen de parameter. Voer op het toetsenbord de gewenste maximale stroom
in en druk de (BEVESTIGEN) toets om de invoer te bevestigen.
Controleer of de instelling van de SIGN. STROOM hoger is als de werkelijke maximale stroom van de
bewaakte uitgang, en dat de instelling van de SIGN. STROOM dusdanig is dat de waarde onder de 80%
blijft.
Setup
Met het menu SETUP kunnen de belangrijkste systeem parameters worden weergegeven en
gewijzigd.
De parameters in het menu SETUP kunnen manueel worden gewijzigd, dit kan echter invloed hebben op
andere instellingen en programmeringen. Gebruik bij voorkeur de Penta ConfigTool voor het
programmeren of wijzigen van parameters.
Indien het Penta 6000 Systeem deel uit maakt van een PentaNet Netwerk, krijgt het Penta 6000
Systeem een, voor het netwerk uniek, node nummer -systeem nummer. De parameter DEZE
NETWERK NODE toont het voor het Penta 6000 Systeem, ingestelde node nummer.
De node nummers van Penta 6000 Systemen in een netwerk dienen binnen het bereik 1 t/m 200 te
vallen.
In een netwerk dient te allen tijde een Penta 6000 Systeem met node nummer 1 aanwezig te zijn. Het
Penta 6000 Systeem met node 1 dient te allen tijde een Penta 6000 Centrale te zijn. Het heeft de
voorkeur op de node nummers 1, 2, 3, etc. op de kabelloop van het netwerk te programmeren.
Als een Penta 6000 Centrale als stand-alone systeem functioneert dient de parameter op 0 ingesteld
te worden. Hierdoor wordt een eventueel aanwezige netwerkkaart geïsoleerd.
Indien een onjuist, of dubbel node nummer is ingesteld zal dit als storing worden gemeld zodra het
Penta 6000 Systeem wordt terug gebracht naar toegangsniveau 1 of 2.
62
Bewaakte Uitgang Stroom
hoger te zijn dan de werkelijke maximale alarmstroom van de bewaakte uitgang.
zo ingesteld te zijn dat de gebruikte circuit impedantie -kabelweerstand en componenten
weerstand- t.o.v. de maximale circuit impedantie bij de ingestelde maximaal stroom onder de
80% blijft.
Zodra de menu optie SETUP wordt geselecteerd, zal in het display een
lijst met systeemparameters worden weergegeven.
Met de toetsen kan door de lijst gebladerd worden. Met de
toetsen kan de instelling van een parameter geselecteerd worden.
De volgende parameters worden getoond: DEZE NETWERK NODE,
VLG. NETWERK NODE, CENTRALE ZONE, SERVICE NUMMER,
VLG. ONDERH. DATUM, LOGBOEK INSTELLING, MELDERLED
KNIPPEREN, AARDSTOR. BEWAKING, HERSTART SIRENES BIJ en
CONFIGURATIE DATA.
Druk de ESC toets om het menu te verlaten en terug te keren naar het
hoofdmenu.
Deze Netwerk Node
Menu's