Er worden geen functie led indicatoren op het bediendeel van het Penta 6000 Systeem geactiveerd.
Afhankelijk van de cause & effect configuratie kunnen uitgangen voor de status toegangsniveau 2
geactiveerd worden.
De melding wordt weggeschreven in het logboek -gebeurtenis geheugen- van de Penta 6000 Centrale
als een actie van gebruiker 1-user ID 1- .
Een systeemdeel -input point- waarvan de ACTIE op CONTROL SIGNAAL is ingesteld, zal als de
ingang actief wordt of de analoge waarde van het systeemdeel boven het ingestelde alarm niveau
komt in control status komen. De melding wordt niet weergeven op het display van het Penta 6000
Systeem.
Er worden geen functie led indicatoren op het bediendeel van het Penta 6000 Systeem geactiveerd.
Afhankelijk van de cause & effect configuratie kunnen uitgangen voor de CONTROL melding
geactiveerd worden. De melding wordt niet weggeschreven in het logboek -gebeurtenis geheugen-
van de Penta 6000 Centrale.
Een systeemdeel -input point- waarvan de ACTIE op - (GEEN ACTIE) is ingesteld zal als de ingang
actief wordt of de analoge waarde van het systeemdeel boven het ingestelde alarm niveau geen
melding worden weergeven op het display van het Penta 6000 Systeem.
Er worden geen functie led indicatoren op het bediendeel van het Penta 6000 Systeem geactiveerd.
Er kunnen geen uitgangen geactiveerd worden. De status wijziging wordt niet weggeschreven in het
logboek -gebeurtenis geheugen- van de Penta 6000 Centrale.
Stel de ACTIE voor ongebruikte ingangen altijd in op de - (GEEN ACTIE).
Met de Penta ConfigTool kunnen uitgebreidere ACTIES zoals: ALARM-2, ALARM-3, RECORD,
RESET, ZOEMER UIT, DISABLE GROEP, SIGNAALGEVER AAN / UIT, LED TEST, BRAND
DOORGEMELD etc. ingesteld worden.
Deze ACTIES worden wel voor een systeemdeel -point- getoond maar worden niet in de lijst met
selecteerbare ACTIES weergegeven.
Raadpleeg de technische product handleiding van de Penta ConfigTool voor meer informatie over de
beschikbare ACTIES.
De parameter GEVOELIGHEID toont de ingestelde gevoeligheid ―alarm niveaus― voor het
systeemdeel -point: subadres, melder, circuit, individuele ingang van een element-.
Afhankelijk van de instellingen wordt voor de parameter GEVOELIGHEID de volgende instelling
weergegeven:
VAST: de gevoeligheid instellingen van het systeemdeel zijn vast / niet instelbaar.
FABR.INST : de gevoeligheid van het systeemdeel staat in basis instelling.
EIGEN : het systeemdeel heeft eigen gevoelheid instellingen.
Selecteer met de toetsen het gewenste systeemdeel -point- en selecteer met de toetsen de
parameter GEVOELIGHEID en druk de (BEVESTIGEN) toets om de instelling te wijzigen.
Indien de GEVOELIGHEID voor het systeemdeel instelbaar is wordt in het display een venster met
parameters weergegeven.
Het manueel wijzigen van de gevoeligheid parameters kan invloed hebben op de instellingen van
andere systeemdelen. Gebruik bij voorkeur de Penta ConfigTool voor het configureren of wijzigen van
de GEVOELIGHEID. Met de Penta ConfigTool zijn uitgebreidere instellingen voor de GEVOELIGHEID
parameters mogelijk.
48
Control Signaal
- (geen actie)
Overige
Gevoeligheid
Selecteer met de toetsen de gewenste parameter. Voer op het
toetsenbord de gewenste waarde in en druk de (BEVESTIGEN) toets
om de invoer te bevestigen of ga terug zonder op te slaan met de ESC
(Escape) toets.
Menu's