Afb. De geselecteerde versnelling
(schildpad, wals-spin, wielspin of haas)
wordt midden in het display weergegeven.
66
Duw de vooruit/achteruit-hendel (2) voorzichtig naar
voor of achter afhankelijk van de gewenste rijrichting.
Hoe verder van de neutrale stand hoe hoger de
snelheid.
Rijden op moeilijke oppervlakken
Wanneer er een risico is dat de machine zich vast kan
rijden, selecteert u met de versnellingsschakelaar de
versnellingsstand die het meest geschikt is voor de
betreffende situatie.
• Doorslippen wals - selecteer de wals-spinmodus
(versnelling 2)
• Doorslippen achterbanden - selecteer de wielspinmodus
(versnelling 3)
Schakel terug naar de originele positie, wanneer de
machine weer voldoende tractie heeft.
Hellingen
Om het beschikbare tractievermogen optimaal te
benutten en de motor van de machine bij het werk of
transport over steile hellingen (>10%) tegen
overtoeren te beschermen, moet u de lage
versnelling selecteren.
Rij nooit met een hogere versnelling/een hoger
toerental dan de machine nodig heeft om de
betreffende helling op te rijden.
4812159214_E.pdf
Bediening
2018-04-26