Afb. Peilcontrole -
differentieelbehuizing
1. Peilpluggen (x 3)
2. Vulplug
1
Fig. Peil controleren -
planeetoverbrenging
1. Niveau/opvulplug
114
1
2
1
4812159214_E.pdf
Differentieel achteras (antispin) - Oliepeil
controleren
Werk nooit onder de wals wanneer de motor draait.
Werk nooit onder de wals wanneer de motor draait.
Parkeer de wals op een gelijkmatig oppervlak.
Parkeer de wals op een gelijkmatig oppervlak.
Blokkeer de wielen stevig.
Blokkeer de wielen stevig.
Reinig verwijder de peilpluggen (1) en controleer of
het oliepeil tot de onderzijde van de plugopeningen
komt. De pluggen zijn te vinden aan de voor- of
achterzijde van de achteras.
Verwijder bij een laag peil de vulplug (2) en vul olie bij
tot het juiste peil. Gebruik transmissieolie, zie de
smeermiddelenspecificatie.
Maak de plug schoon en plaats hem terug.
Planeetoverbrenging achteras (antispin) -
Oliepeil controleren
Plaats de wals zodanig dat de peilplug (1) in de
planeetwieloverbrenging zich in de positie "negen uur"
of "drie uur" bevindt.
Droog af en verwijder de niveauplug (1) en controleer
of het oliepeil tot de onderzijde van de plugopening
komt. Vul bij laag niveau olie bij tot het juiste niveau.
Gebruik transmissieolie. Zie de
smeermiddelenspecificatie.
Reinig de plug en zet deze terug op zijn plaats.
Controleer het vloeistofpeil bij de andere
planeetoverbrenging van de achteras op dezelfde
wijze.
Onderhoud - 250 u
2018-04-26