Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

De Goede Werking Controleren - Club Car Carryall 1 2002 Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

• Motor: Controleer het oliepeil. Zie Motorolie op pagina 33.
• Brandstof: Controleer onmiddellijk het brandstofpeil bij de levering. Zie Instructies voor het tanken op
pagina 33. Controleer dagelijks de brandstoftank, -leidingen, -dop, -pomp, -filters en carburateur op lekkage.
• Uitlaatsysteem: Controleer op lekken.
WAARSCHUWING
• Verwijder het plastic van de zitting voor u het voertuig gebruikt. Dit nalaten kan brand, materiële
schade en ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.

DE GOEDE WERKING CONTROLEREN

Nadat u zich vertrouwd hebt gemaakt met de bedieningen van het voertuig en de instructies voor de bestuurder
hebt gelezen en begrepen, maakt u een proefrit. Gebruik de volgende lijst bij de inspectie van uw nieuwe voertuig
en ga dagelijks na of het juist werkt. Eventuele defecten mogen uitsluitend hersteld worden door uw Club Car-
dealer of een getrainde monteur.
• Vooruit-/achteruithendel: Controleer of ze goed werken. Zie Bedieningen en aanwijzers op pagina 14.
• Remmen: Verifieer dat ze goed werken. Wanneer het rempedaal met matige kracht volledig wordt ingedrukt,
mag het niet meer dan halfweg tot de vloer gaan. Het voertuig moet vlot en zonder te slippen tot stilstand
komen. Indien het rempedaal verder dan de helft kan worden ingedrukt of het voertuig slipt of niet stopt,
moet u het remsysteem laten controleren en zo nodig bijstellen. Het remsysteem moet altijd zo afgesteld zijn
dat het pedaal beslist niet tot tegen de vloer ingedrukt kan worden.
• Parkeerrem: De ingeschakelde parkeerrem moet de wielen blokkeren en het voertuig immobiliseren (op
hellingen tot maximum 20%). Bij een druk op het gaspedaal of het rempedaal moet de parkeerrem
vrijkomen.
• Achteruitzoemer: Wanneer de vooruit-/achteruithendel in ACHTERUIT (R) staat, geeft de achteruitzoemer
een waarschuwingssignaal.
• Besturing: Het voertuig moet gemakkelijk te besturen zijn, zonder speling op het stuur.
• Gaspedaal: Wanneer het contactslot op AAN staat en de vooruit-/achteruithendel op VOORUIT (F), moet bij
het indrukken van het gaspedaal de motor starten en moet het voertuig vlot de maximumsnelheid bereiken.
Bij het loslaten van het pedaal moet deze naar de oorspronkelijke stand terugkeren, terwijl de motor stopt.
Alle Carryall-voertuigen hebben in achteruit een lagere snelheid.
• Gaspedaal voor key-start-voertuig: Wanneer u de motor gestart hebt met behulp van het contactslot en
de vooruit-/achteruithendel op VOORUIT (F) geplaatst hebt, moet bij het indrukken van het gaspedaal het
voertuig vlot versnellen en de maximumsnelheid bereiken. Bij het loslaten van het gaspedaal moet het naar
de oorspronkelijke stand terugkeren en moet de motor stationair draaien.
• Toerenregelaar: Controleer de maximumsnelheid van het voertuig. De Carryall 1 moet op vlak terrein op
19-24 km/u rijden. De Carryall 2 en de Carryall 6 moeten op vlak terrein op 23-26 km/u rijden. De Carryall 2
moet op vlak terrein op 27-29 km/u rijden.
• Algemeen: Luister of u geen ongewone geluiden, zoals geknars of geratel, hoort. Controleer het rijgedrag
en de prestaties van het voertuig. Laat alle afwijkingen controleren door uw Club Car-dealer of een getrainde
monteur.
pagina 20
Handleiding voor de eigenaar van een Carryall benzinevoertuig 2002
Voorbewerking en dagelijkse veiligheidscontroles

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Carryall 2 2002Carryall 2 plus 2002Carryall 6 2002

Inhoudsopgave