Menu voor opnemen
De standaardinstellingen worden aangegeven met
COLOR (Kleurfunctie)
U kunt de helderheid van het beeld wijzigen, in combinatie met effecten.
Z-W (B&W)
Sepia (SEPIA)
Natuurlijk (NATURAL)
Levendig (VIVID)
Normaal
• Wanneer u films opneemt, kunt u alleen [Z-W] en [Sepia] selecteren.
• Wanneer de Multi Burst-functie is geselecteerd, wordt de kleurfunctie ingesteld op [Normaal].
(Lichtmeetfun.)
Met deze instelling kunt u de lichtmeetfunctie selecteren die bepaalt welk gedeelte van het
onderwerp wordt gemeten voor de berekening van de belichting.
Punt (puntlichtmeting)
(
)
Midden (lichtmeting met
nadruk op het midden) (
Multi (lichtmeting met
meerdere patronen)
• Voor meer informatie over de belichting t pagina 10
• Bij gebruik van puntlichtmeting of lichtmeting met nadruk op het midden kunt u het beste het
AF-bereikzoekerframe instellen op Midden-AF om scherp te stellen op de plaats van de lichtmeting
(pagina 34).
Voor informatie over de bediening
P
S
A
Het beeld wordt ingesteld op monochromatische kleuren
Het beeld wordt ingesteld op sepia
Het beeld wordt ingesteld op rustige kleuren
Het beeld wordt ingesteld op diepe, levendige kleuren
P
S
A
Hiermee wordt slechts een gedeelte van het onderwerp
gebruikt voor de lichtmeting.
• Deze functie is handig wanneer het onderwerp tegenlicht heeft
of wanneer er een sterk contrast is tussen het onderwerp en de
achtergrond.
Hiermee wordt het midden van het beeld gebruikt voor de
)
lichtmeting en wordt de belichting berekend aan de hand van
de helderheid van dat gedeelte van het onderwerp.
Hiermee wordt het beeld opgedeeld in meerdere gedeelten en
wordt op elk gedeelte een lichtmeting uitgevoerd. De camera
berekent een uitgebalanceerde belichting.
.
M
M
Dradenkruis van de
puntlichtmeting
Plaats dit op het onderwerp
1
pagina 39
NL
41