Instellingen
8.3.1
Turbinetoerental instellen met het stroomregelventiel van de tractor
1. Kunstmestbak vullen.
2. Motor van de tractor starten en met
verhoogd toerental laten draaien.
3. De zaaiaggregaten laten starten en de
precisiezaaischijven met zaadkorrels
bezetten
4. Op de regeleenheid van de tractor de
oliehoeveelheid (aan de hand van de
handleiding van de tractor) instellen.
5. Het turbinetoerental aan de hand van de
bedieningsterminal controleren.
8.3.1.1
Controle turbinetoerental instellen
De boordcomputer bewaakt het turbinetoerental.
Stel het gewenste turbinetoerental in de
boordcomputer in.
Wijkt het werkelijke toerental meer dan 10 % af
van het gewenste toerental, dan klinkt er een
akoestisch signaal en verschijnt er een melding
op het display.
De procentuele afwijking is instelbaar (alleen in
boordcomputer AMATRON 3).
8.3.1.2
Turbinetoerental controleren zonder bedieningsterminal
Wanneer geen boordcomputer aanwezig is,
toont een manometer (Afb. 63) in de
tractorcabine het aanhouden van het benodigde
turbinetoerental.
Het turbinetoerental is correct ingesteld, als de
wijzer van de manometer
in het groene bereik (Afb. 63/1) staat
bij graan, peulvruchten en kunstmest,
in het groene bereik (Afb. 63/2) staat, bij
fijne zaden (zoals koolzaad en graszaad).
Het vereiste turbinetoerental met behulp van de
manometer instellen.
Fronttank FRU/FPU BAH0084.1 06.16
Afb. 62
Afb. 63
Staat de wijzer niet in de groene gebieden, dan kan de verdeling van
het doseergoed onnauwkeurig zijn en er schade aan de turbine
ontstaan.
79