Inhoudsopgave
Advertenties
Machine aan- en afkoppelen
7.1
Machine aankoppelen
1. Controleer, of de aanbouwcategorieën van
de machine en tractor identiek zijn.
Trekstang cat II (Afb. 34/1)
Topstangpen cat. II (Afb. 34/3).
2. De topstangpen met een lunspen borgen.
3. Stuur personen weg uit de gevarenzone
tussen tractor en machine voordat u naar
de machine rijdt.
4. Met de tractortrekstangen moeten de
onderste koppelingspunten van de machine
worden ondersteund. De haken van de
trekstangen vergrendelen automatisch.
5. Trek de handrem aan, zet de tractormotor
af en trek de contactsleutel uit het slot.
6. Koppel de tractortopstang (Afb. 34/2) aan
het bovenste koppelingspunt van de
machine. De haak van de topstang
vergrendelt automatisch.
7. De machine door verstellen van de
topstang horizontaal uitlijnen.
8. Borg de topstang tegen verdraaien.
9. Controleer of de haken van de top- en
trekstang goed zijn vergrendeld.
10. Koppel de voedingsleidingen aan de tractor
(zie hoofdstuk 4.5, op pagina 35).
11. De achtermachine op de tractor bevestigen.
Fronttank FRU/FPU BAH0084.1 06.16
GEVAAR
Fronttank voor het vullen aan de tractor koppelen.
Afb. 34
Montage-instructies
De voorste tracortrekstangen moeten met een
pendelcompensatie zijn uitgevoerd ter compensatie van
bodemoneffenheden en om schade aan het frame door
verbuiging te voorkomen.
De trekstangen van de tractor mogen zijwaarts slechts weinig
speling hebben.
De tractor kan de fronttank gemakkelijker optillen, wanneer de
topstang aan de fronttank zo laag mogelijk en aan de tractor zo
hoog mogelijk wordt gemonteerd. Controleer of de hefhoogte
voldoende groot is.
59
Advertenties
Inhoudsopgave
