aa
ndraa
ien is het
mogelilk,
dat
een
conus
van een
inspuitleiding
is
ge-
scheurd,
Vernieuwing
van
de
leiding
behoort in de
werkplaats
te
gebeuren.
Lekken
aan
de
zuigzíjde.
d.w.z.
tussen brandstoftank
en
brand-
stoftoevoerpomp, waardoor lucht in
de
leidingen binnendringt. Hierdoor
ont-
staat
overslaan,
omdat
er lucht
in
plaats
van
brandstof
in
één
o{
meer
verstu
ivers komt. In het
ernstigste
geva
I
zal
de
motor
stoppen
en
n
iet
meer starten.
Er
kan
ook
op
andere
wijze
lucht
in de
leidingen
komen,
n.l.
wanneer
er te
weinig
brandstof
in
de
tank is.
Controleer
dit
dus
in
de
eerste
plaats. Staat
het
niveau
zo
laag,
dat de
a{zuigleiding
af
en
toe
boven
de
brandstol uitkomt,
dan
komt
er
lucht
in de
leidingen
in
plaats
van
brandstof en
één of
twee belletjes
zijn
al
voldoende om
de
motor
te
stoppen.
Wanneer
de
motor even heeft
stil-
gestaan,
kan
de
geringe
hoeveelheid
lucht,
die altild
in
de
brandstof
aan-
wezig is, één
of
twee
luchtbellen
ge-
vormd
hebben
die
oorzaak
kunnen
zijn van
overslaan, plotseling
stilstaan
van
de
motor en van moeilijk
starten.
Wanneer voldoende brandstof
in
de
tank
aanwezig
is
en de
motor
tot
het
optreden
van een
storing goed
ge-
lopen heeft, is
de
kans
groot
dat
lek-
kage
in
de
zuigleiding
is
opgetreden.
Men
moet
in dit
geval
alle
wartels
tussen
brandsto{ta
n
k en
brandsto{-
pomp
goed
vastzetten.
Ontluchten
Wanneer
ondanks
alle
voorzorgen
toch lucht in het
brandsto{systeem
komt,
moet
men
dit
ontluchten.
Ge-
woonlilk kan
dit
beperkt blilven
tot
de
lage
drukleidingen.
Hiertoe
gaat
men
a
ls volgt
te
werk.
1.
Geef
enige slagen met
het
handel
van de
toevoerpom
p
(2
in
af
b,
18),
32
Af
b.
18.
Brandstofpomp
2,
Open
de
ontluchtingsstop
(1)
van
de
inspu
itpom
p.
Pom
p
met
het
handpompje
de
brandstof
op
tot
er
geen lucht meer
u
it
de
leiding
komt. Sluit
de
stop
weer,
3.
Pomp
nog
even
door
tot
geen
weerstand
meer wordt
gevoeld.
De
inspuitpomp
De
brandstof-inspuitpomp
ís
een
pre-
cisie-instrument,
dat alleen
behan-
deld
mag worden
door
speciatisten,
die over het
daarvoor
noodzakelilke
gereedschap
beschikken.
In de
a{stelling
van de
regulateur
mag geen wijziging worden
aange-
bracht, daar dan
de
garantie
vervalt.
Wanneer
de
brandsto{toevoer
naar
de
verstuivers normaal is
en het
,,kra-
ken" van
deze
goed kan
worden
waargenomen,
dan kan
de
oorzaak
van niet
starten
van
de
motor
liggen
in een {outíeve afstelling van de
pomp.
De
koppeling
van
de
pomp
zal
dan
waarschiinlilk verschoven zijn,
Het
is
in
dat geval
gewenst,
Uw
motor
door
de
DAF-agent
te
laten controteren
en
a{stellen.
Na
iedere 48000
km
ver-
dient het
aanbeveling
de
inspuitpomp
te
laten
controleren
en
testen
door
een
va
kkundige,