Oorzaak
De overbelastingsinstelling voor de motorbeveiliging
is te laag.
10.3 De motorbeveiliging schakelt de motor soms uit.
Oorzaak
De overbelastingsinstelling voor de motorbeveiliging
is te laag.
Lage spanning tijdens piekuren.
10.4 De motorbeveiliging heeft de motor niet uitgeschakeld, maar de motor draait niet.
Oorzaak
Storing in voedingsspanning.
Eén of meer zekeringen zijn doorgebrand.
De thermische beveiliging is geactiveerd.
De hoofdcontacten in de motorbeveiliging maken
geen contact of de spoel is defect.
Het stuurstroomcircuit is defect.
Oplossing
Stel de motorbeveiliging correct in.
Oplossing
Stel de motorbeveiliging correct in.
Zorg voor een constante voedingsspanning.
Oplossing
Schakel de elektriciteitstoevoer in.
Vervang de zekeringen.
Reset de thermische beveiliging.
Vervang de contacten of de magnetische spoel.
Repareer het stuurstroomcircuit.
325