moet men
uitsluitend
bijvullen met
gedistilleerd
water.
Polen
en
poolklemmen
van
de
accu moet
men
s.teeds
goed
schoon
en
vrij
.van
oxydatie houden.
De
poofklemmen moeten
goed
vast
z-itten.
Vet ze
in
met
zuurvrile vaseline.
De
luc.htgaatjes
in
de-
vuldoppen moeten steeds
open
zijn.
Zijn
O"i"
verstopt,
verwijder
de
vuldop en steek het gaatje met
een
ijzerdraadje
dóor.''
Z.ofg
steeds,
dat
de
accu's met de vuldoppen ziln
afge_sloten
wanneer aan-
of
nabii'd"e accu's
moet
worden
gewerkt,
daar een
vonk
bf
open vuur
het
in
de
accu
jÀvormde
explosieve waterstofgas.
makkelijk
tot
ontbranding
kan
brengen.
Het" verdient
aanbeveling
de
toestand
van
de
accu
van
tijd
toi
tilO
te
controleren
door
het
s'9: van het zuur
te
meten.
Dg
yglgeîdg
gegevens kuónen
worden
aangehouden:
volf
edig
geladen
1,28
-
1,30;
half
geladeà
:t
1,21:
beneden 1,15
accu
geheel
ontladen.
.?:
aflezing moet
voor
de
verschillende
cellen
onderling ongeveer
gelijk
zijn.
Wanneer
het
zuur
wordt
gewogen moet
gelijktijdig
woiJón
lecontroleerd
of
de
vloeistof,
die in
de
zuurwéger
wordt
opgezogen,
òchoon
is.
"
Dynamo
en
startmotor
De {4lamo en
startmotor
moeten
af en toe
inwendig
worden
gecontroleerd
(zie
PEHIODIEK ONDERHOUD)
teneinde een goede
*è7r.inj
t"
veizekeren.
1'
Bedrading. Controleer
de
bedrading
en de
isolatie
op
breuk
of
beschadiging
9n _?org
dat alle
aansfuitingen
schoón zijn en goed
vastzitten.
2.
Collector.
Een
vuile collector
kan
worden schoingemaakt door
er
een
schoon
$oog
]apj|
tegen
te
houden
en
het anker
tangzaam
met
de
hand
te
draaien.
3.
Borstels. Controleer
of de
borstels
vrjj in óe
houders kunnen
bewegen.
Wanneer
de
borstefs
door
slijtage
te kort
zijn
geworden,
dan
moeten
de
borstels worden
vervangen.
Ter
ùoorkoming
vàn
échade
aan
de collector
is.
het
zaak
om
regelmatig
de
minimale lengté
van
de
borstels
te
controleren.
f
ndien
de
dynamo
een
inwéndige controlebeu"rt
heeft
gehràd
ir
f,r"t
ook
raadzaam
de
spanningsregelaar
te
contioleren,
daar
beiden
òp
elkaar
behoren
te
zijn
afgestemd. Deze werkzaamheden kunnen
het
best
door
""n
rf".i;i;iòàò"rri"o"n,
immers
de
spanningsregelaar
is
door de fabriek
verzegefd.
Koplampen
De
stadslichtlampjes zijn.
in de
koplampen ingebouwd
en
zi)n
ontstoken
wanneer
de
lichtschakelaar
zowel
in
stand
1 als
in
-stand
2
rtuuJ'
geschakeld,
dus
bij
lgeschakelde
dif-
of
grootlicht
zijn de
stadslichtlampjes
alti;d
ontstoken.
De
koplampen
ziin van
een
type,
waarvan
de
reflecior en
frét
glas
"én
g"heel
vormen.Zii.geven
een
asymmetrische lichtbundel.
Door
middel
van een
eenvoudige
verstelling
kunnen deze lampjes
zowel voor het rechts- als voor het
linkshoudend
verkeer worden
ingesteld.
A.
Het
afstellen
van
de
koplampen geschiedt
op
de
volgende
wijze:
1
'
Plaats
de
wagen
op
een vlakke
horizontale
vloer, zodanig
dat de
koplampen
9p
5
meter afstand recht
voor
een verticale wand
of
schérm
staan.
2-
Schakel
het
dimlicht
in
en
scherm
de
rechter koplamp
ar.
3'
Zet op de
wand
een
horizontale
lijn,
welke voor een
belaste wagen
S
cffi,
voor
een onbelaste
wagen
_8,S
4.
Verwijder
de
chroomraód
(afb.
46)
dtor
Je
wijg- en
ringvinger
in
de
gaten
van
de
chroomrand
te
steken
en de
duim
te
plaatsen
ip
frét
f.ópfàmpglas,
'
waardoor de
chroomrand zonder gereedschap kan worden'afgetrofofi"n.
'
5. Nu
Tiin
er
twee
stelschroefjes
iichtbaar
waarmede
de
dimlichtbundel
kan
worden afgesteld. Door verdraailng van
d-e
bovenste
stelschroef
(l in
afb.
4l)
moet
de dimlichtbundel
zodanig
wòrden
afgesteld,
dat het
Àorizontale gedeelte
van het licht-do.nf"t
grens
op
Oe
in
punt
3
genoemde
lijn
valt.
Den[
voorts
een verticaal
vlak
vanuit
het hart van
de
koplamp
en'eu"nwijdig
aan
de
fengteas
van
het voertu.ig n?ar
de
in.pul!-1
genoemde
wand. Dooi
vérdràaiing
van
de
onderste stelschroef
(2 in
afb.
4l
vlordt de
knik in
de
dimlichtbundel
zo
gesteld,
dat
deze
valt op
het snijpunt van het denkbeeldig"
uértidÉ
vlak
met
de
horizontale
lijn.
40