Voor het
kiezen van
de
,,achteruit" (R) dient
de
versnellingshefboom
eerst
door
de veervergrendeling naar links
te
worden gedrukt,
waarna
dan in de,,achteruit"
kan worden
geschakeld.
De 5e
versnelling is
een zgn.
,,prise-direct"
en
de
6e versnelling een ,,over-drive".
Gebruik nooit kracht om de
versnellingshefboom
te
bedienen
doch
beweeg
deze
soepel en zover
als
deze
wil
gaan.
Bij
deze
wagen
dient zowel
bij
het op- als
terugschakelen steeds
van de
dubbele
ontkoppelingsmethode
te
worden gebruik
gemaakt.
Om
vlot
tegen
hellingen
te
kunnen
rijden
is
het noodzakelijk
het
toerental van
de
motor
bij
het
terugschakelen
naar
een
lagere versnelling
niet
beneden
de
î500
te
faten komen, daar anders
door de
afnemende
snelheid van de wagen,
in
een
te
laag toerental moet worden
opgetrokken.
Tijdens het rijden en vooral
bij
het afrijden van
hellingen
dient
men
er voor
zorg
te
dragen
dat
het toerental van
de DO
motor en van de DP motor
nimmer hoger
komt
dan
respectievelijk
2300
en
2350
omw./min.
Schakeias
in
achteras
lndien de achteras is voorzien van
een sehakelas,
is
aan
de
versnellingshefboom
een rode
schakelknop bevestigd, waarmede
de
sehakelas
electro-pÀeumatisch
wordt
bediend. Deze schakelknop kan
in
twee
standen
worden
gezet.
De
..ingedrukte
stand
van de
knop komt overeen met een
achteiasoverbreng
ing,
wefke
op de
weg
verhoudingsgewijs
een lage
snelheid
geeft
baj
een
grote
trekkracht
bij
een bepaald toerental van
de
motor
(hier
te
noemen
overbrenging
L).
De
uitgetrokken stand van
de
knop komt overeen
rnet
een
overbrenging,ìiò
op
de
wg.g.
verhoudingsgewijs een hoge snelheid
geeft
bij
een kleine trekkracht
Oi;
datzelfde toerental van
de
motor (hier
te
noemen
oveibrenging
H).
Om
er
van
overtuigd
te
ziin
of
de
overbrengingsverandering
in
d'e
achteras tot
stand.is
gekomen,
is rechts
naast
het
instrumentenbord een
róod
verklikkerlampje
aangebracht.
Dit
lampje licht
_op,
wanneer
de
overbrengingsverandering
in'de
achteras
plaats
vindt
en dooft
weer,
wanneer
deze
uerandering
tot
sland
is
gekomen.
Om van een goede
overbrengingsverandering
verzekerd
te
zijn
dienen
de
zwarte
wijzers van
de
luchtdrukmeter
op
het
instrumentenbord
minstens een
druk
van
5.kg/cm'aal te
geven,
zo
niet, dan
mag
er
van
deze schakelbediening
geen
gebruik worden
gemaakt.
Het
indrukken
of
uittrekken
van
de
knop kan
gedurende
het
rijden
in
iedere
versnelling
plaatsvinden. Hèt
verdient echter
aanbeveling om
de
stànd
6 L
niet
te
gebruiken, daar
deze stand,
wat
totale reductie betreft, oùereenkomt
met
stand
S H.
De 5e versnelling
is_
immers
een prise-direct en de
6e
versnelling
een over-drive,
zodat
het,
voor
wat
betreft het
rendement
van de
versnellingsbak-,
beter
is
in
zutk
ge_va]
de
prise-direct
te
gebruiken.
Voorts
mag
tijdens
afdalingen
niet
met
de
schakelas worden
geschakeld.
Bii
het
schakelen met deze schakelas dient steeds
van het
koppelingspedaal
te
worden
.
gebruik
gemaakt,
terwijl
verder rekening moet worden
gehLúOen
met
de
zelfde eisen
die
worden gesteld aan
het
schàkelen met
de
vòrsnellingsbak.
Men
rijdt
weg in
de
îe
versnelling
onafhankelijk
van de
stand
waarin de
sc-hakel-
knop zich
bevindt. Staat deze toevallig
in
de-
uitgetrokken stand, doch
wil
men
meer
trekkracht
hebben,
dan
drukt
men
de
schakétknop
in,
trapt
het
koppellngs-
pedaal
in, daarbij
het gaspedaal
in
ongeveer dezelfde siand vasthouden.'Men
làat
nu
h_"t
koppelingspedaal
weer
opkomen
en
de
achteras
is
dan
van
1 H
terug-
geschakeld
in
1
L..
Wil
men nu
weer
opschakelen, dan
trekt
men
de
schakelknòp
yit' trapt
het.
koppelingspedaal
in en
laat
tegelijkertijd het
gaspedaal
opkomen.
Men laat nu het
koppelingspedaal
weer
opkomen
en
de
achieras
is
dan van
1
l-
opgeschakeld
in
1 H.
Het
terug-
-en
opschakelen met
de
achteras
in de
overige
versnellingen geschiedt
op
dezelfde
wijze.
Resumerend
kan het schema
volgens
nevenstaand
voorbeeld worden
aangehouden:
20