De motor kan vanaf een externe locatie worden gestart door het contact met een handmatige drukknop
tijdelijk te verbreken.
EXTERNE AUTOMATISCHE START, START MET OVERSTROMINGSVENTIEL
De motor kan vanaf een externe locatie worden gestart door het contact met een automatisch apparaat
tijdelijk te openen. De controller moet in automatische modus staan.
NOODSTART
De motor kan handmatig worden gestart met de noodhendel. Deze hendel kan in gesloten positie
worden gehouden.
Belangrijk: om te voorkomen dat de schakelaar beschadigd raakt, wordt aanbevolen de motor op de
volgende manier te starten:
1)
Schakel de elektriciteit op de gebruikelijke wijze uit,
2)
Trek en vergrendel de noodhendel in de gesloten stand,
3)
Schakel de elektriciteit op de gebruikelijke wijze weer in.
GESCHAKELDE START
Wanneer de installatie uit meerdere pompen bestaat, kan het nodig zijn het automatisch starten (bij
drukverval) van elke motor te vertragen om te voorkomen dat alle motoren tegelijkertijd worden
gestart.
STROOMSTART, HOGE ZONE‐START
De controller kan worden gestart door middel van het openen/sluiten van een contact op de
FLOW/ZONE START/STOP‐ingang.
WEKELIJKSE START
De motor kan automatisch worden gestart (en gestopt) om een geprogrammeerde tijd.
TESTSTART
De motor kan automatisch gedurende een vooraf geprogrammeerde periode worden gestart door op de
testuitvoerknop te drukken.
STOPMETHODEN
HANDMATIGE STOP
De handmatige stop wordt uitgevoerd door het indrukken van de voorrangsknop STOP. Merk op dat het
indrukken van de stopdrukknop voorkomt dat de motor weer kan worden gestart zolang de knop
ingedrukt blijft, plus een vertraging van twee seconden.
AUTOMATISCHE STOP
De automatische stopzetting is alleen mogelijk na een automatische start en het activeren van deze
functie. Als deze functie is ingeschakeld, wordt de motor 10 minuten na het drukherstel (boven de
uitschakelingsdrempel) stopgezet, met als voorwaarde dat er geen andere oorzaak voor inschakeling van
de motor aanwezig is.
STROOMSTOP, HOGE ZONE‐STOP
Als de controller door de FLOW/ZONE START/STOP‐ingang is gestart en het signaal naar normaal is
teruggekeerd, wordt de motor stopgezet, met als voorwaarde dat er geen andere oorzaak voor
inschakeling van de motor aanwezig is.
8