De meestvoorkomende timers kunnen hier worden geconfigureerd. Merk op dat bij timers die op 0 zijn ingesteld,
de vertraging in het besluitvormingsproces wordt verwijderd.
Toegangsniveau 1:
‐
Starten en stoppen van de motor:
Het instelpunt van de timer voor de startprocedure zorgt voor een vertraging, in seconden, bij het
automatisch starten van de motor.
De bedrijfsperiodetimer zorgt voor een vertraging, in minuten, bij het stopzetten van de motor wanneer de
oorzaak voor de automatische start van een met automatische stopzetting geconfigureerde controller is
teruggekeerd naar normaal en er geen andere startoorzaken aanwezig zijn.
‐
Timer voor onderdruk aan: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm voor onderdruk, indien
gebruikt.
‐
Timer voor te hoge druk aan: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm voor te hoge druk, indien
gebruikt.
‐
Timer voor alarm bij lage aanzuigdruk aan: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm voor lage
aanzuigdruk, indien gebruikt.
‐
Timer voor alarm bij laag peil aan: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm bij laag peil, indien
gebruikt.
‐
Timer voor alarm bij hoog peil aan: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm bij hoog peil, indien
gebruikt.
‐
Lage reservetemperatuur: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm bij lage reservetemperatuur,
indien gebruikt.
‐
Start forceren bij stroming: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm voor het forceren van de start
bij stroming, indien gebruikt.
Toegangsniveau 2:
‐
Overgangstimer: Om in te stellen hoe lang een motor in de bedradingsconfiguratie voor tijdelijk starten
blijft. Wanneer de timer is geëindigd, wordt de motor in een driehoek bedraad.
32