Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Tornatech ViziTouch GPX Installatie- En Onderhoudshandleiding pagina 47

Inhoudsopgave

Advertenties

HULPDRAAD VERPLAATST DAT DE CONTROLLER VOLLEDIG IS UITGESCHAKELD. DIT IS INCLUSIEF ONTKOPPELING 
VAN DE GELIJK‐ EN WISSELSTROOM. De hulpdraad kan worden geplaatst op '5Vdc', '12Vdc' en 'Vaux' en 
vertegenwoordigt de waarde van het gelijkstroomvermogen van de sensor. De in de fabriek vooraf bepaalde stand 
is '5Vdc'. Als een geïnstalleerde sensor een vermogenswaarde van '5Vdc' heeft, moet de theoretische kalibratie van 
'0‐10V' dienovereenkomstig worden berekend. Neem contact op met de fabrikant voor meer informatie. 
 
‐ 4‐20mA: Theoretische kalibratie met 4‐20mA‐sensor. Voer eenvoudig een waarde bij de systeemdrukeenheid voor 
4mA in, en een andere waarde voor 20mA.  De hierboven uitgelegde procedure is ook in dit geval van toepassing. 
 
‐Veldkalibratie: Dit is de vooraf in de fabriek bepaalde methode en de enige procedure die een werkelijke kalibratie 
bevat. Wanneer deze kalibratiemethode wordt geselecteerd, wordt het vak 'Calibration' in het onderste gedeelte 
van de sensorpagina gegenereerd. Het is van belang dat de bijbehorende instelling van de DIP‐schakelaar en de 
stand van de hulpdraad met dezelfde zorg worden geselecteerd. Zie het '0‐10V'‐gedeelte hierboven. 
1. Er zijn twee werkelijke punten (laag en hoog) nodig. 
2. Stel het laagste punt in (meestal 0).  
3. Druk op de 'Read'‐knop aan de linkerkant. 
4. Druk op het rechthoekige tekstveld aan de linkerkant en voer de waarde in die op de externe gekalibreerde 
meter is afgelezen. 
5. Stel een hoog punt in (de hoogst mogelijke waarde heeft meestal de beste kalibratie als resultaat). 
6. Druk op de 'Read'‐knop aan de rechterkant. 
7. Druk op het rechthoekige tekstveld aan de rechterkant en voer de waarde in die op de externe gekalibreerde 
meter is afgelezen. 
8. Druk op de 'Compute'‐knop (berekeningsknop) om de kalibratie te voltooien. Als de instellingen niet correct zijn, 
blijft de berekeningsknop rood gekleurd. Als de instellingen correct zijn, wordt de knop blauw. De resulterende 
gemeten waarde wordt in de rechteronderhoek van het sensorvak weergegeven. 
 
‐ Aan/uit: Gebruik de ingang met een droge contactsensor, bijvoorbeeld een vlotterschakelaar. De enige parameter 
die voor deze methode wordt ingesteld, is de keuze tussen NO/NC. Dit houdt in dat er een selectie wordt gemaakt 
tussen een schakelaar die normaal gesproken open of dicht is. Druk op de 'Apply'‐knop (toepassen) om de kalibratie 
te bevestigen. 
 
Het gedeelte 'Alarms' (beveiligingsniveau 1): 
 
Met de 'DRY'‐knop wordt de ingang voor het droge contactpunt op de IO‐kaart ingeschakeld. Inschakeling van deze 
optie levert twee standen op: 'normaal‐open' (NO) of 'normaal‐gesloten' (NC). Elke modus wordt vertegenwoordigd 
door de standaard NO/NC‐symbolen. 
 
‐ U kunt de / het bijbehorende alarm / waarschuwing in‐/uitschakelen door op het vierkant te drukken. 
‐ Alarmbelsymbool: Activeert de bel wanneer deze voorwaarde optreedt. 
‐ Alarmsymbool: Als deze optie wordt geselecteerd, wordt het optreden van deze voorwaarde beschouwd als 
alarm. Als de optie niet is geselecteerd, is de voorwaarde slechts een waarschuwing. 
‐RESET: Waarde waarmee de voorwaarde overgaat van de staat 'ACTIVE' naar de staat 'OCCURRED'. 
‐SET: Waarde waarop het systeem de bijbehorende voorwaarde activeert. 
 
 
 
47 
 

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave