E: De elektrische motor. Is grijs als de motor is stopgezet, groen als een 'Motor Run'‐signaal wordt gedetecteerd en
rood als een 'Fail to start' heeft plaatsgevonden. Als de gebruiker op de motor drukt, verschijnt de pagina 'Last
Service Statistics'. Hier worden alle relevante statistische gegevens met betrekking tot de controller bijgehouden,
vanaf de laatste service.
F: Timers. Opeenvolgende starttimer (met vertraging) begint na drukverval te tellen. De motor start alleen als de
druk na het verstrijken van deze timer nog steeds onder het startpunt valt. De timer voor minimale bedrijfsperiode
(zonder vertraging) voor automatische uitschakeling begint te tellen wanneer de stopdruk is bereikt. De pomp stopt
bij het verstrijken van deze timer als de druk nog steeds boven de stopdruk valt. Als er een periodieke test is
geprogrammeerd, wordt de resterende tijd weergegeven. Als een handmatige bedrijfstest is geactiveerd, wordt de
resterende tijd weergegeven.
G: Alarm‐/waarschuwingskennisgeving.
Waarschuwingslampje: Uitroepteken in een geel, rond symbool. Als er geen alarm met de staat ACTIVE (actief) op
de controller aanwezig is en er ten minste één waarschuwing ACTIVE of OCCURRED (opgetreden) aanwezig is, is dit
waarschuwingslampje zichtbaar.
Alarmcontrolelampje: Uitroepteken in een rood driehoeksymbool. Zodra tenminste een alarm de staat ACTIVE of
OCCURRED heeft, begint het alarmcontrolelampje te knipperen.
H: Het motorconfiguratiesymbool toont de bedrading van de motor op de schakelaar(s). Dit symbool wordt
gebruikt om aan te geven of de motor een startconfiguratie heeft (sterbedrading bijvoorbeeld) of een permanente
bedrijfsconfiguratie (d.w.z. driehoekbedrading).
Permanente driehoekaansluiting met de motor.
Tijdelijke steraansluiting met de motor.
Tijdelijke auto‐transformatoraansluiting met de motor.
Tijdelijke primaire weerstandsaansluiting met de motor.
Tijdelijke solid‐state‐ starteraansluiting met de motor.
Tijdelijke motoraansluiting met gescheiden wikkelingen.
I: Vertegenwoordiging van de oorzaak voor het starten of stoppen van de motor. Een groene capsule geeft aan
waarom de motor draait. Mogelijke keuzes zijn:
EMERGENCY: Handmatig starten van de motor geactiveerd door noodhendel.
MANUAL: Handmatig starten van de motor geactiveerd door START‐drukknop.
REMOTE MANUAL: Handmatig starten van de motor geactiveerd door een extern startcontact.
21