Suction Pressure: Ga naar de pagina 'Config' om de eenheid van de systeemdruk in te stellen. Als drukomzetters
delen dezelfde eenheid.
De sensor voor de aanzuigdruk deelt dezelfde analoge ingang (AI4‐W‐S) als de sensor voor het waterpeil. Er kan
slechts één van deze sensors tegelijkertijd zijn geïnstalleerd. Voor de installatie van een van de sensors moet de
installatie van de andere sensor ongedaan worden gemaakt door middel van de bijbehorende sensorpagina.
Flow: De debietsensor deelt dezelfde analoge ingang (AI3‐Q‐T) als de sensor voor de reservetemperatuur. Er kan
slechts één van deze sensors tegelijkertijd zijn geïnstalleerd. Voor de installatie van een van de sensors moet de
installatie van de andere sensor ongedaan worden gemaakt door middel van de bijbehorende sensorpagina.
De 'Unit'‐knop bevindt zich rechts van de 'Installed'‐selectie. Druk op het vak om de relevante 'Flow'‐eenheid te
selecteren. De vooraf in de fabriek bepaalde eenheid is GPM.
Flow Start:
‐ Schakel de 'Flow Start'‐voorwaarde in of uit door op het vierkant te drukken. Als dit alarm wordt ingeschakeld,
wordt de motor tevens gestart door middel van een 'FLOW'‐verzoek.
‐ Alarmbelsymbool: Activeert de bel wanneer een 'Flow Start' optreedt.
‐ Alarmsymbool: Als deze optie wordt geselecteerd, wordt de 'Flow Start'‐gebeurtenis beschouwd als alarm. Als de
optie niet is geselecteerd, gaat het in plaats daarvan om een waarschuwing.
‐ Waarde: Stromingswaarde waarop de 'Flow Start'‐gebeurtenis van staat verandert.
‐ Timer aan: De timer wordt gebruikt voor het vormen van een buffer voor de activering van het 'Flow Start'‐signaal
door de ViZiTouch.
Water Level: De 'Water Level'‐sensor deelt dezelfde analoge ingang (AI4‐W‐S) als de sensor voor de aanzuigdruk. Er
kan slechts één van deze sensors tegelijkertijd zijn geïnstalleerd. Voor de installatie van een van de sensors moet de
installatie van de andere sensor ongedaan worden gemaakt door middel van de bijbehorende sensorpagina. De
'Water Level'‐sensor biedt geen selectie van de eenheid, aangezien het waterpeil als percentage wordt
bijgehouden.
Spare Temperature: De 'Spare Temperature'‐sensor deelt dezelfde analoge ingang (AI3‐Q‐T) als de debietsensor. Er
kan slechts één van deze sensors tegelijkertijd zijn geïnstalleerd. Voor de installatie van een van de sensors moet de
installatie van de andere sensor ongedaan worden gemaakt door middel van de bijbehorende sensorpagina. De
'Unit'‐knop bevindt zich rechts van de 'Installed'‐selectie. Druk op het vak om de relevante 'Spare Temperature'‐
eenheid te selecteren. De vooraf in de fabriek bepaalde eenheid is graden Celsius.
Fuel Level (alleen GPD‐model): De 'Fuel Level'‐sensor biedt geen selectie van de eenheid, aangezien het
brandstofpeil als percentage wordt bijgehouden.
De kalibratiemethode is voor alle sensors hetzelfde.
CALIBRATION:
De 'Calibration'‐knop: (Beveiligingsniveau 2 voor de keuzemogelijkheden van de kalibratie, maar beveiligingsniveau
1 voor de kalibratieprocedure zelf.) Elk sensor beschikt over 4 manieren om elke sensor te kalibreren:
‐ 0‐10V: Theoretische kalibratie met 0‐10V‐sensor. Voer eenvoudig een waarde bij de systeemdrukeenheid voor 0V
in, en een andere waarde voor 10V. Druk op de 'Apply'‐knop (toepassen) om de kalibratie te bevestigen. De
resulterende gemeten druk wordt in de rechteronderhoek van het sensorvak weergegeven. Zorg dat de serie DIP‐
schakelaars direct onder de 'T'‐aansluitklemmen voor die specifieke sensor is ingesteld op '0‐10V' (zie tekening). De
schakelaars zijn voorzien van een label en zijn elk gekoppeld aan een analoge ingang, in dit geval '1 of 2'.
*Belangrijke opmerking: Aan elke analoge ingang is tevens een set hulpdraden gekoppeld. ZORG VOORDAT U EEN
46