Table of Contents Inleiding .................................. 6 Typen elektrische brandbluspompcontrollers ...................... 6 Start‐/stopmethoden ............................ 7 Installatie .................................. 9 Locatie ................................... 9 Bevestiging ................................ 9 Bedrading en aansluitingen .......................... 10 Wateraansluitingen ............................... 10 Elektrische bedrading............................ 10 Elektrische aansluitingen ............................ 10 Maten .................................. 10 Inkomende stroomaansluitingen .......................... 10 Motoraansluitingen .............................. 10 Beschrijvingen van de klemmenborden ....................... 11 Snelstarthandleiding ............................. 12 Belangrijkste kenmerken ............................ 18 De ViZiTouch ................................. 18 Eerst configuratie .............................. 19 .................................... 20 Home .................................. 20 Home (membraanknop) ...
Pagina 4
Config > Advanced .............................. 31 Details van de geavanceerde configuratiepagina .................... 31 Pagina Timers ................................ 31 Config > Advanced > FP Timers .......................... 31 Kalibratie van de spanning ............................ 33 Config > Advanced > Voltage .......................... 33 Kalibratie van de stroomsterkte ........................... 34 Config > Advanced > Current .......................... 34 Uitbreidingskaart voor ingangen/uitgangen 1‐2‐3‐4 .................... 34 Config > Advanced > IO Expansion 1‐2‐3‐4 ...................... 34 Pagina voor het bijwerken van programma's ....................... 36 Fabrieksinstellingen .............................. 36 Config > Advanced > Factory Settings ........................ 36 Pagina voor reset van de fabrieksinstellingen ...................... 40 Onderhoudspagina .............................. 41 Config > Advanced > Service .......................... 41 Nieuwe pompkromme ............................ 42 Service > New Pump Curve ........................... 42 Modus voor automatische pompkromme uitgeschakeld .................. 43 De sensorpagina's .............................. 44 Details van de Debug‐pagina .......................... 48 Kalibratie ................................ 48 Config > Advanced > Debug > Calibration ...................... 48 Debugging van IO .............................. 48 Config > Advanced > Debug > IO ........................... 48 Config > Advanced > Debug > Expansion 1‐2‐3‐4 .................... 49 ...
Pagina 5
History > All Time Statistics ........................... 55 Drukkrommen ............................... 56 Grafische modus .............................. 56 History > Pressure Log Curves .......................... 56 Tekstuele modus .............................. 57 History > Pressure Log Text ........................... 57 Vermogenskrommen ............................ 58 Grafische modus .............................. 58 History > Power Log Curves .......................... 58 Tekstuele modus .............................. 59 History > Power Log Text ............................ 59 Pompkrommen .............................. 60 History > Pump Curves ............................ 60 Technical documents .............................. 61 VOORAFGAANDE VELDOVERNAMETEST CHECKLIST .................... 62 RAPPORT VAN VELDOVERNAMETEST ........................ 65 5 ...
Inleiding Model GPX van de serie elektrische brandbluspompcontrollers is ontworpen voor het starten van een door een elektrische motor aangedreven brandbluspomp. De brandbluspomp kan handmatig worden gestart aan de hand van de startdrukknop op de pomp zelf, of automatisch door het waarnemen van drukverval in het sprinklersysteem.
Na de startopdracht wordt een autotransformator gebruikt om gereduceerde spanning aan de motor te leveren. Na een vertraging wordt de autotransformator parallel geschakeld en is de motor op de volledige spanning aangesloten door serieschakeling met gesloten overgang. MODEL GPS: SOLID‐STATE‐STARTER Voor dit model is geen motor met meerdere schakelingen nodig. Er zijn slechts 3 geleiders tussen de controller en de motor nodig. Na de startopdracht wordt een solid‐state‐starter gebruikt om een traploos opgevoerde spanning aan de motor te leveren, totdat de motor het volledige toerental heeft bereikt. Op dat moment wordt een overbruggingsschakelaar met volledige nominale paardenkracht geactiveerd, zodat de motor direct is aangesloten op de volledige spanning en alle warmteverlies in de solid‐state‐starter wordt geëlimineerd. Deze controller beschikt tevens over een stand voor softstop van de motor. MODEL GPV: STARTMOTOR MET VERSNELLINGSWEERSTAND Voor dit model is geen motor met meerdere schakelingen nodig. Er zijn slechts 3 geleiders tussen de controller en de motor nodig. Na de startopdracht wordt in elke fase een serie versnellingsweerstanden gebruikt om gereduceerde spanning aan de motor te leveren. Na een vertraging worden de weerstanden parallel geschakeld en is de motor op de volledige spanning aangesloten door serieschakeling met gesloten overgang. MODEL GPW: STER‐DRIEHOEK AANLOPEN ZONDER ONDERBREKING Voor dit model is een motor met meerdere schakelingen nodig, evenals 6 geleiders tussen de controller en de motor. Na een startcommando wordt de motor aangesloten op de lijn in de steraansluiting. Na een vertraging wordt de motor opnieuw aangesloten op de lijn in de driehoekconfiguratie en wordt er volledige spanning uitgeoefend op de motorspoelen om aan te lopen zonder onderbreking. De stroombron ‘ziet’ geen open circuit tijdens de transitie van ster naar driehoek. MODEL GPY: STER‐DRIEHOEK AANLOPEN MET ONDERBREKING Voor dit soort starters is een motor met meerdere schakelingen nodig, evenals 6 geleiders tussen de controller en de motor. Na de startopdracht wordt de motor in sterschakeling op de netvoeding aangesloten. Na een vertraging wordt de motor opnieuw in driehoekconfiguratie op de netvoeding aangesloten, zodat de motorwikkelingen onder volledige spanning staan. Deze controller is van een type dat een open overgang heeft. De netvoeding wordt tijdens de overgang van de startstand (driehoek) naar de lopende stand (ster) onderbroken. Start-/stopmethoden De controllers zijn beschikbaar als combinatie automatisch / niet‐automatisch met voorziening voor handmatige of automatische uitschakeling (automatische uitschakelingsoptie alleen mogelijk na automatische start). ...
Pagina 8
De motor kan vanaf een externe locatie worden gestart door het contact met een handmatige drukknop tijdelijk te verbreken. EXTERNE AUTOMATISCHE START, START MET OVERSTROMINGSVENTIEL De motor kan vanaf een externe locatie worden gestart door het contact met een automatisch apparaat tijdelijk te openen. De controller moet in automatische modus staan. NOODSTART De motor kan handmatig worden gestart met de noodhendel. Deze hendel kan in gesloten positie worden gehouden. Belangrijk: om te voorkomen dat de schakelaar beschadigd raakt, wordt aanbevolen de motor op de volgende manier te starten: 1) Schakel de elektriciteit op de gebruikelijke wijze uit, 2) Trek en vergrendel de noodhendel in de gesloten stand, 3) Schakel de elektriciteit op de gebruikelijke wijze weer in. GESCHAKELDE START Wanneer de installatie uit meerdere pompen bestaat, kan het nodig zijn het automatisch starten (bij drukverval) van elke motor te vertragen om te voorkomen dat alle motoren tegelijkertijd worden gestart. STROOMSTART, HOGE ZONE‐START De controller kan worden gestart door middel van het openen/sluiten van een contact op de FLOW/ZONE START/STOP‐ingang. WEKELIJKSE START De motor kan automatisch worden gestart (en gestopt) om een geprogrammeerde tijd. TESTSTART De motor kan automatisch gedurende een vooraf geprogrammeerde periode worden gestart door op de testuitvoerknop te drukken. STOPMETHODEN HANDMATIGE STOP De handmatige stop wordt uitgevoerd door het indrukken van de voorrangsknop STOP. Merk op dat het indrukken van de stopdrukknop voorkomt dat de motor weer kan worden gestart zolang de knop ...
NOODSTOP De noodstop is bij alle startvoorwaarden altijd mogelijk en wordt uitgevoerd met behulp van de hoofdontkoppeling op de deur. Installatie De GPx elektrische brandbluspompcontroller staat op de lijst van cULus, FM en is bedoeld voor installatie in overeenstemming met de richtlijnen van de National Fire Protection Association voor de installatie van centrifugaalbrandbluspompen, NFPA nr. 20-2010 (centrifugaalbrandbluspompen) en in de VS National Electrical Code NFPA 70 In Canada...
Bedrading en aansluitingen Wateraansluitingen De controller moet op het waterleidingsysteem worden aangesloten in overeenstemming met NFPA20‐2010 en tevens op een afvoerleiding. De wateraansluitingen bevinden zich aan de linkerkant van de controller. De aansluiting op de systeemdruk is een mannelijke ½ NPT. De aansluiting op de afvoer is een spits toelopende aansluiting voor kunstofslangen. Elektrische bedrading De elektrische bedrading tussen de stroombroon en de bluspompcontroller moet voldoen aan NFPA 20‐2010, hoofdstuk 9‐3, NFPA 70 National Electrical Code Article 695 or C22.1 Canadian Electrical Code, Section 32‐200 of andere nationale codes. De elektrische bedrading moet minimaal 125% van de volledige stroom van de bluspompmotor aankunnen. Elektrische aansluitingen Een gelicentieerde elektricien moet toezicht houden op het maken van de elektrische verbindingen. De dimensietekeningen tonen het deel dat geschikt is voor inkomende stroom en motoraansluitingen. Er mag geen andere plek worden gebruikt. Alleen waterdichte hubbevestigingen mogen worden gebruikt voor toegang tot de kast zodat de NEMA‐beoordeling van de kast behouden blijft. De installateur is verantwoordelijk voor adequate bescherming van de onderdelen van de brandbluspompcontroller tegen metallische steenslag of boorstukjes. Indien dit niet wordt gedaan kan het personeel letsel oplopen, kan de controller beschadigen en de garantie ongeldig worden. Maten Inkomende stroomterminals op de controller zijn geschikt voor bedrading gebaseerd op die selectie met isolatie van minimaal 60°C.
Beschrijvingen van de klemmenborden Aansluitklemmen voor alarmuitgangen (SPDT‐relais, 11: gemeenschappelijk, 12: normaal gesloten, 14: normaal geopend): A Draaien van motor B Stroom beschikbaar (failsafe‐relais) C Faseomkering D Alarm in pompruimte E Motorproblemen F Gereserveerd door fabriek Aansluitklem voor veldingangen (alleen droog contact: spanningsvrij): G Externe handmatige start (NO) H Lock‐out (NO) I Externe automatische start (NC) J Overstromingsventiel (NC) K Gereserveerd door fabriek 3 (NO) L Flow/Zone Start/Stop (NO) M Gereserveerd door fabriek 2 (NO) N ...
Snelstarthandleiding 1-Het typeplaatje is het belangrijkste label. Dit moet zorgvuldig worden gelezen om te garanderen dat de controller en installatie compatibel zijn met elkaar. 2-Controleer of de controller stevig aan de muur is bevestigd of, optioneel, op de montagestand. 12 ...
Pagina 13
3-Zorg dat u gaten voor de aansluitingen met de motor en voeding boort, en dat u de kabel binnen het paneel volgens de specificaties legt om storing met andere apparatuur te verminderen. 4-Controleer en/of installeer de correcte wateraansluitingen voor de waterinvoer en afvoer. De aansluitingen moeten stevig zijn vastgezet.
Pagina 14
5-Sluit het ingangsvermogen en de motor op hun respectieve aansluitklemmen aan. Draai de aansluitingen vast met het aanhaalmoment dat op het label met aanhaalmomenten wordt aangegeven en controleer alle aansluitingen. Maak de deur goed vast in de gesloten stand en zet dan de voorziening voor ontkoppeling van de stroomonderbreker in de ON-positie (aan).
Pagina 15
7-De pagina 'First Setup' (eerste configuratie) vervangt nu de homepage totdat deze configuratie is uitgevoerd. Ga naar de configuratiepagina en druk op het hangslot om uw autorisatiecode in te voeren. 8-Selecteer de drukeenheden van de controller, start- en einddruk. Controleer of alle andere parameters op de configuratiepagina correct zijn.
Pagina 16
9-Als u tevreden bent met de instellingen van de controller, drukt u op de 'Home'-membraanknop en bevestigt u de wijzigingen door op de knop 'Done' (Gereed) te drukken. Als deze knop niet beschikbaar is, zorgt u dat een code met voldoende autorisatie wordt ingevoerd en dat ten minste alle drie de spanningen geldig zijn. 10-Ga door met de downloadstap om het rapport op te slaan.
Pagina 17
11-Druk op de homepage-knop om te controleren of de weergegeven waarden correct zijn. 12-De eerste configuratie is nu voltooid. De controller is volledig geïnstalleerd en geconfigureerd. 17 ...
Belangrijkste kenmerken De ViZiTouch A: Stroom‐LED: Geeft aan dat er stroom beschikbaar is B: Touch screen: LCD touch screen in kleur van 4,3 inch C: Alarm‐LED: Geeft aan dat het alarm actief is D: USB‐connector voor: Connector van USB‐apparaat die wordt gebruikt voor het downloaden van bestanden, software‐updates en onderhoudsrapporten. E: Home‐knop: Voor navigeren naar de homepage. F: Alarmknop: Voor navigeren naar de alarmpagina. Hiermee kan de gebruiker tevens het geluid van de alarmbel onderdrukken. Vandaar het kleine symbool van een speaker met een streep erdoor. G: Config‐knop: Voor navigeren naar de configuratiepagina. H: Geschiedenisknop: Voor navigeren naar de geschiedenispagina. I: Startknop: Voor handmatige start van de motor. K: Stopknop: Voor het handmatig stopzetten van de motor. L: Testuitvoerknop: Voor het handmatig uitvoeren van een test. Let er bij modellen met een solenoïdeklep op dat er water door de afvoer stroomt. M: Contextueel navigatieblok: Gebruikt voor navigatie naar specifieke pagina's. Als het blok actief is, verschijnt er 18 ...
een klein pictogram als symbool voor het contextuele navigatieblok in de rechteronderhoek van een pagina. Als u op het kleine blokpictogram drukt, verschijnt er een menu waarin de specifieke functies van de pijlen wordt uitgelegd. Op de pagina met de logboeken is het bijvoorbeeld mogelijk om tussen de grafische of tabelstand te wisselen en door de tabellen of helppagina's te navigeren. N: Helpknop: De helpknop is contextgevoelig. Dit betekent dat als op de helpknop wordt gedrukt, altijd de specifieke pagina verschijnt die betrekking heeft op de werkelijke ViZiTouch‐pagina die werd geselecteerd. O: RS‐485 connector P: CAN‐busconnector naar IO‐kaarten Q: USB 2.0‐connector R: Ethernet‐connector S: Connector voor thermo‐element van K‐type T: Alarmbel‐connector Eerst configuratie Voordat de controller in gebruik wordt genomen, moet deze eerst worden geconfigureerd. Het uitvoeren van de eerste configuratie vormt de enige manier om de homepage te openen en de automatische stand van de controller in te schakelen.
Home Home (membraanknop) Home De homepage geeft alle statussen van de controller en de belangrijke waarden van de controller weer. Alle spanningen, het stroomvermogen, de druk, de motorstaat en ‐status, en alle timers en startprocedures. De gehele achtergrond wordt rood als er een alarm actief wordt. Deze functie helpt de gebruiker een probleem te identificeren, zelfs op een aanzienlijke afstand van de controller. A: Navigatiebalk met algemene informatie over: ‐ De taal (u kunt de taal wijzigen door erop te drukken) ‐ De paginatitel ‐ De alarmbanner (er kunnen waarschuwings‐ en alarmberichten worden weergegeven) ‐ De datum en tijd (kan op de configuratiepagina worden aangepast) ‐ De temperatuur. Dit kan worden veranderd in Celsius of Fahrenheit door erop te drukken. B: Spanningen. Elk vak vertegenwoordigt de spanning van een individuele fase tussen twee aangrenzende leidingen. C: Stroom. Elk vak vertegenwoordigt de stroomopname van een individuele fase tussen twee aangrenzende leidingen. D: Dit is een vertegenwoordiging van de motorschakelaar. Een animatie toont de schakelaar open of gesloten, afhankelijk van het signaal dat naar de hoofdspoel is verzonden. 20 ...
Pagina 21
E: De elektrische motor. Is grijs als de motor is stopgezet, groen als een 'Motor Run'‐signaal wordt gedetecteerd en rood als een 'Fail to start' heeft plaatsgevonden. Als de gebruiker op de motor drukt, verschijnt de pagina 'Last Service Statistics'. Hier worden alle relevante statistische gegevens met betrekking tot de controller bijgehouden, vanaf de laatste service. F: Timers. Opeenvolgende starttimer (met vertraging) begint na drukverval te tellen. De motor start alleen als de druk na het verstrijken van deze timer nog steeds onder het startpunt valt. De timer voor minimale bedrijfsperiode (zonder vertraging) voor automatische uitschakeling begint te tellen wanneer de stopdruk is bereikt. De pomp stopt bij het verstrijken van deze timer als de druk nog steeds boven de stopdruk valt. Als er een periodieke test is geprogrammeerd, wordt de resterende tijd weergegeven. Als een handmatige bedrijfstest is geactiveerd, wordt de resterende tijd weergegeven. G: Alarm‐/waarschuwingskennisgeving. Waarschuwingslampje: Uitroepteken in een geel, rond symbool. Als er geen alarm met de staat ACTIVE (actief) op de controller aanwezig is en er ten minste één waarschuwing ACTIVE of OCCURRED (opgetreden) aanwezig is, is dit waarschuwingslampje zichtbaar. Alarmcontrolelampje: Uitroepteken in een rood driehoeksymbool. Zodra tenminste een alarm de staat ACTIVE of OCCURRED heeft, begint het alarmcontrolelampje te knipperen. H: Het motorconfiguratiesymbool toont de bedrading van de motor op de schakelaar(s). Dit symbool wordt gebruikt om aan te geven of de motor een startconfiguratie heeft (sterbedrading bijvoorbeeld) of een permanente bedrijfsconfiguratie (d.w.z. driehoekbedrading). Permanente driehoekaansluiting met de motor. Tijdelijke steraansluiting met de motor. Tijdelijke auto‐transformatoraansluiting met de motor. Tijdelijke primaire weerstandsaansluiting met de motor. Tijdelijke solid‐state‐ starteraansluiting met de motor. Tijdelijke motoraansluiting met gescheiden wikkelingen. I: Vertegenwoordiging van de oorzaak voor het starten of stoppen van de motor. Een groene capsule geeft aan waarom de motor draait. Mogelijke keuzes zijn: EMERGENCY: Handmatig starten van de motor geactiveerd door noodhendel. ...
DELUGE: Automatisch starten van de motor wordt geactiveerd door een overstromingsventiel. AUTO: Automatisch starten van de motor geactiveerd door drukverval. REMOTE AUTO: Automatisch starten van de motor wordt geactiveerd door externe instrumentatie. FLOW: Automatisch starten van de motor wordt geactiveerd door een signaal bij de FLOW/ZONE START/STOP‐ingang. HIGH ZONE: Automatisch starten van de motor wordt geactiveerd door een signaal bij de FLOW/ZONE START/STOP‐ingang. WEEK TEST: Automatisch starten van de motor wordt geactiveerd door een geplande test. MANUAL TEST: Automatisch starten van de motor wordt geactiveerd door de testuitvoerknop. Een rode capsule geeft de reden waarom de motor niet draait, ondanks het feit dat hiertoe een verzoek is ingediend. Mogelijke keuzes zijn: LOCK ROTOR CURRENT: Een stroomalarm voor vergrendeling van de rotor op de alarmpagina is nog niet opgelost en voorkomt dat de motor start. LOW ZONE: Als de controller voor de onderste zone niet werkt, kan het draaien van de motor niet worden gestart. Deze functionaliteit is optioneel. LOCKED: Een vergrendelingssignaal voorkomt het draaien van de motor. J: De afvoerdrukmeter. Voor een nauwkeurige lezing van de werkelijke systeemdruk. Het rode vak in de linkerbovenhoek van de meter toont de waarde van het instelpunt voor starten, en het groene vak in de rechterbovenhoek het instelpunt voor stoppen. Deze waarden worden ook vertegenwoordigd door een rode en groene streep op de meter, voor een snelle vergelijking tussen de werkelijke druk en de instelpunten. Onderaan de meter toont een digitale indicator de werkelijke afvoerdruk, die ook door de naald van de meter wordt aangeduid. Direct rechts van de digitale drukindicator wordt de werkelijke drukeenheid weergegeven. Tenslotte wordt de maximaal toelaatbare druk ook op de meter weergegeven. De meter wordt dienovereenkomstig geschaald. K: Weergave van drie statussen met een beschrijving van de primaire configuratie van de controller: Geactiveerd door druk of bij geen druk, automatische of niet‐automatische controller, handmatig of automatisch uitschakelen. ...
Alarmen Alarmen (membraanknop) Alarms Geeft een lijst weer van de op dit moment actieve en opgetreden alarmen. Een alarm wordt ACTIVE genoemd wanneer de activeringsvoorwaarden geldig blijven. Een alarm wordt OCCURRED genoemd, wanneer de activeringsvoorwaarde actief is geweest, maar nu niet meer geldt. Alarmen met betrekking tot ernstige problemen zijn ROOD gekleurd. Alarmen met betrekking tot eenvoudige waarschuwingen zijn GEEL gekleurd. Als u het geluid van de bel wilt onderdrukken, drukt u op de ALARM‐knop. Het geluid van de bel wordt na het verstrijken van een in de fabriek ingestelde timerwaarde ook vanzelf onderdrukt. Met het indrukken van de RESET‐knop worden alleen OCCURRED‐alarmen gereset. Alarmen die eindigen met ** zijn alleen beschikbaar op modellen met omschakelaar. In de tabel worden systeemgebeurtenissen weergegeven: ‐ Date en Time: Datum‐ en tijdstempel van het alarm in JJJJ.MM.DD‐indeling ‐ Message: Het alarmbericht (in het Engels) ‐ State: (status) OCCURRED of ACTIVE ‐ Kleurcode: ‐ Rood: De gebeurtenis is een alarm ‐ Geel: De gebeurtenis is een waarschuwing Complete lijst met alarmen: ‐ Faseomkering bij nominale stroom: Gaat af wanneer de fasenvolgorde op de nominale stroombron niet overeenstemt met de correcte waarde van de controller. Telkens als een service op de ViZiTouch is bevestigd, synchroniseert de controller de correcte fasenvolgorde met de volgorde die bij de nominale stroombron is gedetecteerd. 23 ...
Pagina 24
‐ Faseomkering bij wisselstroom**: Gaat af wanneer de fasenvolgorde op de nominale wisselstroombron niet overeenstemt met de correcte waarde van de controller. Telkens als een service op de ViZiTouch is bevestigd, synchroniseert de controller de correcte fasevolgorde met de volgorde die bij de nominale stroombron is gedetecteerd. ‐ Faseverlies N1: Dit alarm gaat af als de eerste fase van de nominale stroombronaansluiting niet voldoet aan de kwalificatiecriteria. ‐ Faseverlies N2: Gaat af als de tweede fase van de nominale stroombronaansluiting niet voldoet aan de kwalificatiecriteria. ‐ Faseverlies N3: Gaat af als de derde fase van de nominale stroombronaansluiting niet voldoet aan de kwalificatiecriteria. ‐ Verlies van vermogen: Gaat af wanneer volledig verlies van het nominale vermogen is gedetecteerd. ‐ Stroomsterkte bij vergrendeling van de rotor: Gaat af wanneer een vergrendelde rotor op het nominale vermogen is gedetecteerd. Merk op dat zolang dit alarm niet vanuit de alarmpagina is gereset, het niet is toegestaan de motor op nominaal vermogen te starten. ‐ Wisselstroomspanning voor vergrendeling van de rotor**: Gaat af wanneer een vergrendelde rotor op wisselstroom is gedetecteerd. Merk op dat zolang dit alarm niet vanuit de alarmpagina is gereset, het niet is toegestaan de motor op wisselstroom te starten. ‐ Motor start niet: Gaat af als er onderstroom van twee fasen wordt opgenomen terwijl de motor zou moeten draaien. Voordat dit alarm wordt aangegeven, wordt een in de fabriek ingestelde vertraging van 20 seconden gebruikt om de motor voldoende tijd voor het starten te geven. ‐ Problemen met de omschakelaar**: Gaat af na detectie van een van de volgende onsamenhangende omschakelaargegevens: De eindschakelaars van zowel de wisselstroomstand als de nominale stand zijn geactiveerd. Er zijn geen ...
Pagina 25
‐ Storing in massa: Gaat af wanneer de stroominvoerwaarde bij een storing naar massa uitkomt boven de in de fabriek ingestelde waarde voor een door de fabriek ingestelde vertraging. ‐ WT CI niet bereikt: Gaat af als de startdruk tijdens een handmatig uitgevoerde test of een wekelijkse testtimer niet wordt bereikt. Als de startdruk aan het einde van de 255s‐timer nog niet is bereikt, kan de motor tijdens de test toch worden gestart als de druk ten minste met 5 PSI is gedaald. ‐ WT‐controle van WT‐solenoïde: Gaat af als de druk tijdens een handmatig uitgevoerde test of de wekelijkse test niet minimaal 5 PSI daalt. Geeft een storing in de testsolenoïdeklep aan. ‐ PT‐storing gedetecteerd: Als er een optionele dubbele druksensor is geïnstalleerd, wordt deze storing geactiveerd als op de twee drukomzetters verschillende waarden worden afgelezen. Er wordt nader onderzoek geadviseerd om te bepalen wat de oorzaak van de verschillende lezingen is. Merk op dat de controller altijd de laagste drukaflezing kiest om de werkelijke systeemdruk te bepalen. ‐ Overdruk: Gaat af als de analoge aflezing van de afvoerdruk uitstijgt boven het instelpunt voor overdruk op de pagina voor de afvoerdruksensor. ‐ Onderdruk: Gaat af als de analoge aflezing van de afvoerdruk daalt tot onder het instelpunt 'Under Pressure' op de pagina voor de afvoerdruksensor. ‐ Lage aanzuigdruk: Gaat af als de analoge aflezing van de aanzuigdruk daalt tot onder het instelpunt voor lage aanzuigdruk op de pagina voor de aanzuigdruksensor. ‐ Start forceren bij stroming: Gaat af als een extern contact de ingang van een debietschakelaar activeert of als de analoge aflezing van de stroming is ingeschakeld en uitstijgt boven de door stroming geforceerde start van het debietinstelpunt op de pagina van de debietsensor. ‐ Lage reservetemperatuur: Gaat af als de analoge aflezing van de reservetemperatuurinvoer is ingeschakeld en lager daalt dan het instelpunt voor lage reservetemperatuur op de pagina 'Spare temperature'‐sensor. ...
Pagina 26
‐ Io_expX‐inX alarm: Gaat af als de specifieke programmeerbare invoerwaarde voor de uitbreiding op de specifieke uitbreidingskaart is ingeschakeld en wordt geactiveerd. ‐ Hoge motortemperatuur: Gaat af wanneer het optionele contact voor hoge motortemperatuur is geactiveerd. ‐ Hoge motortrillingen: Gaat af wanneer het optionele contact voor hoge motortrillingen is geactiveerd. ‐ Lage omgevingstemperatuur: Gaat af wanneer de omgevingstemperatuur onder de in de fabriek ingestelde waarde komt (5 °Celsius). ‐ Hoge omgevingstemperatuur: Gaat af wanneer de omgevingstemperatuur boven de in de fabriek ingestelde waarde komt (40 °Celsius). ‐ Regelspanning niet gezond: Gaat af wanneer het 24 VAC ingangsvermogen naar de IO‐kaarten onder het aanvaardbare functionele bereik komt. ‐ Storing in softstarter: Gaat af wanneer er een storing in een solid‐state‐starter optreedt (alleen bij GPS‐ modellen). ‐ Motorproblemen: Gaat af wanneer een alarm met betrekking tot de motor aanwezig is (te hoge stroomsterkte, onderstroom, start niet of storing naar massa). ‐ Pompruimte‐alarm: Gaat af wanneer een alarm met betrekking tot de pompruimte aanwezig is (te hoge spanning, onderspanning, fase‐onbalans). ‐ Debietmeter aan: Gaat af wanneer de invoerwaarde van de optionele debietmeter is geactiveerd. ‐ Communicatiefout met elektrische IO: Gaat af als de communicatie met de elektrische IO‐kaart gedurende ...
Configuratie Config (membraanknop) Config Configuratie van alle basisconfiguratieparameters. De hoofdconfiguratiepagina biedt een snelle manier om de meestgebruikte instellingen te wijzigen. Het hangslotsymbool geeft het huidige autorisatieniveau aan. Een dicht hangslotsymbool geeft aan dat alleen basisinstellingen kunnen worden gewijzigd. Druk op het hangslotsymbool voor het invoeren van een autorisatiecode om aanvullende instellingen te ontgrendelen. Een geopend hangslotsymbool met een autorisatienummer geeft aan dat bepaalde instellingen zijn ontgrendeld. Druk nogmaals op het hangslotsymbool als u klaar bent met uw wijzigingen. Toegangsniveau 0: ‐De knop 'Advanced' activeert de geavanceerde configuratiepagina's. ‐Als u de datum en tijd wilt aanpassen, drukt u op de klok. Zie de pagina 'Datum en tijd' voor meer informatie. Toegangsniveau 1: In het linkervak kunnen de belangrijkste drukparameters worden ingesteld. ‐ Aanpassing van de drukaflezing 'Units' (maateenheden): PSI, kPa, bar, FoH, mH20 ‐ Maximale druk van het systeem (tussen de waarde voor stoppen en 9999) 27 ...
‐ Aanpassen van druk voor stopzetten (tussen de waarde voor stoppen en de waarde van de maximale druk). Deze waarde moet worden ingesteld voordat u de startdrukwaarde configureert. ‐ Aanpassen van startdrukwaarde (tussen 0 en stopdrukwaarde) Het middelste vak is voor het instellen van de parameters die betrekking hebben op de verschillende tests. Als u de wekelijkse test wilt activeren, drukt u op het witte vierkant aan de linkerkant van de frequentie voor de wekelijkse test. Het vierkant wordt na activering groen. De 'Weekly Test Frequency' is het tekstveld rechts van de vierkante activeringsknop. Als u hierop drukt, biedt een selectieblok drie keuzen voor de frequentie van de periodieke test: 'Weekly Test' 'Bi‐Weekly Test' en 'Monthly Test' (wekelijks, tweewekelijks en maandelijks). De volgende serie parameters is het periodieke testschema dat bestaat uit drie bewerkbare velden. Het eerste veld is de weekdag en de tijd, in uur en minuten. Druk gewoon op de relevante knop om deze waarden dienovereenkomstig in te stellen. Het volgende bewerkbare veld net daaronder is de duur van de periodieke test in minuten. Het laatste deel van het middelste vak is de duur van de handmatige 'Run Test' (test uitvoeren) met als label de 'Run Test'‐symboolknop zoals op het membraan te zien is. Druk op de knop om de waarde voor de duur van de handmatig uitgevoerde test te wijzigen. In het onderste vak kunt u de automatische uitschakeling activeren en wordt de duur van de 'Run Period Timer' (timer voor de bedrijfsperiode) weergegeven. Als u de 'Run Period Timer' wilt wijzigen, raadpleegt u de pagina 'Timers' op de pagina's voor de geavanceerde configuratie. Pagina met het numerieke toetsenblok Het numerieke toetsenblok wordt telkens geactiveerd wanneer de gebruiker op een wit vierkant drukt waarin een nummer kan worden ingesteld.
Datum- en tijdpagina U kunt de datum en tijd configureren door het selecteren van de huidige maand en het jaar met behulp van de pijltoetsen aan beide kanten van het 'Month-Year'-scherm. Selecteer de dag van de maand door de werkelijke dag te kiezen.
Pagina Aanmelden gebruiker / toetsenbord Aanmelden gebruiker / toetsenbord: Op deze pagina kan de gebruiker zich aanmelden op een hoger beveiligingsniveau door middel van het invoeren van een wachtwoord. Als het wachtwoord geldig is, wordt het tekstveld groen. Als het wachtwoord echter ongeldig is, wordt het tekstveld rood.
Pagina voor geavanceerde configuratie Config > Advanced Deze pagina vormt het portaal naar alle geavanceerde configuratieparameters van de ViZiTouch. Alle pagina's voor timers, sensors, fabrieksinstellingen, software-updates, onderhoudsvertegenwoordigers en debugging kunnen eenvoudig worden geopend door op de bijbehorende knoppen te drukken. Aangezien twee van de analoge ingangen gebruik maken van dezelfde fysieke connector, kan slechts één ervan tegelijkertijd worden geïnstalleerd.
Pagina 32
De meestvoorkomende timers kunnen hier worden geconfigureerd. Merk op dat bij timers die op 0 zijn ingesteld, de vertraging in het besluitvormingsproces wordt verwijderd. Toegangsniveau 1: ‐ Starten en stoppen van de motor: Het instelpunt van de timer voor de startprocedure zorgt voor een vertraging, in seconden, bij het automatisch starten van de motor. De bedrijfsperiodetimer zorgt voor een vertraging, in minuten, bij het stopzetten van de motor wanneer de oorzaak voor de automatische start van een met automatische stopzetting geconfigureerde controller is teruggekeerd naar normaal en er geen andere startoorzaken aanwezig zijn. ‐ Timer voor onderdruk aan: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm voor onderdruk, indien gebruikt. ‐ Timer voor te hoge druk aan: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm voor te hoge druk, indien gebruikt. ‐ Timer voor alarm bij lage aanzuigdruk aan: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm voor lage aanzuigdruk, indien gebruikt. ‐ Timer voor alarm bij laag peil aan: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm bij laag peil, indien gebruikt. ‐ Timer voor alarm bij hoog peil aan: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm bij hoog peil, indien gebruikt. ‐ Lage reservetemperatuur: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm bij lage reservetemperatuur, indien gebruikt. ‐ Start forceren bij stroming: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm voor het forceren van de start bij stroming, indien gebruikt. Toegangsniveau 2: ‐ Overgangstimer: Om in te stellen hoe lang een motor in de bedradingsconfiguratie voor tijdelijk starten blijft. Wanneer de timer is geëindigd, wordt de motor in een driehoek bedraad. 32 ...
Kalibratie van de spanning Config > Advanced > Voltage Voor het kalibreren van het spanningssensorelement van een stroombron voert u de 3‐fasespanningen in volgens de aflezingen op een gekalibreerde meter en drukt u vervolgens op Compute (berekenen). Als het gaat om een model met omschakelaar moeten op dezelfde manier 3 aanvullende spanningen worden gekalibreerd. 33 ...
Kalibratie van de stroomsterkte Config > Advanced > Current Voor het kalibreren van een bepaald stroomsensorelement voert u de huidige waarde in volgens de aflezing van een gekalibreerde meter en drukt u op Compute (berekenen). Druk voor de beste resultaten op de ZERO‐knop als er voor het kalibreren geen stroom door het sensorelement wordt gevoerd. Uitbreidingskaart voor ingangen/uitgangen 1-2-3-4 Config > Advanced > IO Expansion 1-2-3-4 34 ...
Pagina 35
Op deze pagina configureert u zowel de programmeerbare ingangen als de uitgangen die op de IO‐uitbreidingskaart beschikbaar zijn. De twee knoppen helemaal links wisselen tussen het ingangs‐ en uitgangsdeel van de pagina. Daar net naast worden twee vierkante knoppen met het label '+' en '‐' gescheiden door een getal waarmee de werkelijke geselecteerde ingang/uitgang wordt aangeduid. Met behulp van de knoppen '+ / ‐' kunt u hier gemakkelijk tussen navigeren. Uitgang: De configuratie wordt uitgevoerd door het indrukken van het vierkant naast een van de benodigde signalen. Het vierkant wisselt tussen het symbool BLANK (geen), NO (normaal open) en NC (normaal dicht). U kunt de gewenste configuratie hiermee kiezen. Boven alle beschikbare uitgangssignalen is het mogelijk om de ingangen van de uitbreidingskaart op dezelfde manier en in elke gewenste combinatie aan de geselecteerde uitgang te koppelen. De definitieve staat van het uitgangssignaal is een logische 'OR'‐combinatie van alle geselecteerde signalen. Invoer: De ingangspagina bestaat uit drie elementen: het digitale tekstveld, het alarmbelsymbool en het alarmsymbool. Elk hiervan kan worden in‐ of uitgeschakeld. De eerste stap is op het vierkant naast het tekstveld te drukken om het beheer van het ingangssignaal te activeren. Druk vervolgens op het tekstveld om het toetsenbord weer te geven, zodat u gemakkelijk een aangepaste digitale tekstaanduiding kunt schrijven. Er zijn maximaal 20 tekens toegestaan. Zie de helppagina over het toetsenbord voor meer informatie. Als het alarmbelsymbool is ingeschakeld, activeert het ingangssignaal de alarmbel. Als het alarmsymbool is ingeschakeld, wordt het ingangssignaal behandeld als alarm. Anders als waarschuwing. Net als op de uitgangspagina zorgen de knoppen '+ / ‐' voor gemakkelijke navigatie door alle beschikbare ingangen op de uitbreidingskaart. 35 ...
Pagina voor het bijwerken van programma's Deze procedure is uiterst belangrijk en moet met zorg worden uitgevoerd. Zorg dat u voor het gebruik van de functie 'Update Software' contact opneemt met de fabriek. Zo zorgt u dat het bijwerken van het programma goed verloopt: ‐Zorg dat de USB‐stick te allen tijde tijdens de procedure is aangesloten. ‐De ViZiTouch mag tijdens het bijwerken van de software niet worden uitgeschakeld. ‐Zorg dat de procedure helemaal is afgerond voordat u de USB‐stick verwijdert. De ViZiTouch wordt automatisch opnieuw gestart. Alle actieve logboeken, gegevens en configuraties worden niet door software‐updates beïnvloed. Zodra de software‐update klaar is, wordt de normale werking van de controller hervat. Fabrieksinstellingen Config > Advanced > Factory Settings 36 ...
Pagina 37
De fabrieksinstellingen zijn altijd in de fabriek vooraf geconfigureerd en regelen de hoofdparameters van de controller. De meeste instellingen op deze pagina kunnen alleen worden gewijzigd door een erkende Tornatech‐ werknemer en worden beschermd door een wachtwoord op niveau 8. Automatische controller ‐ Niet‐automatische controller: Een automatische controller reageert op automatische startverzoeken zoals een drukomzetter, drukschakelaar, overstromingsventiel of externe automatische startactivering. Een niet‐automatische controller start de motor alleen na een handmatig verzoek. Drukgeactiveerd ‐ Niet‐drukgeactiveerd: Op een door druk geactiveerde controller is tenminste een drukomzetter geïnstalleerd en de systeemdruk wordt te allen tijde bewaakt. Bij een automatische controller wordt de motor gestart na drukverval. Enable/Disable – Ground Fault: De optie 'Ground Fault' wordt in de fabriek geïnstalleerd en schakelt de visuele indicatie bij een storing naar massa in of uit. 'Reset to Factory Settings': Deze knop stuurt door naar de pagina met fabrieksinstellingen. Dit is een ingrijpende bewerking die met zorg moet worden gebruikt en alleen als eerst contact met de fabriek is opgenomen. Zie de help bij 'Resetten tot fabrieksinstellingen' voor meer informatie. 37 ...
Pagina 38
Voltage: Nominale spanning van de controller. FLC: Volledige stroombelasting van de motor. LRC: Stroombelasting bij vergrendeling van de rotor in de motor. Als deze waarde niet wordt gespecificeerd, wordt deze automatisch ingesteld op zes keer de waarde van FLC. Phase: Aantal fasen van het ingangsvermogen. Frequency: Frequentie van het ingangsvermogen. Transition Timer: Om in te stellen hoe lang een motor in de bedradingsconfiguratie voor tijdelijk starten blijft. Wanneer de timer is geëindigd, wordt de motor in een driehoek bedraad. Starter: Configuratie van de motorstarter. Deze waarde is alleen‐lezen. Serial: Serienummer van de controller. Deze waarde is alleen‐lezen. Model: Modelnummer van de controller. Deze waarde is alleen‐lezen. Program: Programmaversie van de ViZiTouch. Deze waarde is alleen‐lezen. Phase Loss: Stelt de waarde in op een percentage van de nominale spanning. Als de spanningsaflezing van een fase lager is, wordt het/de bijbehorende alarm/waarschuwing geactiveerd. Phase Unbalanced: Stelt de waarde in op een percentage van de nominale spanning. Als het verschil tussen de spanningsaflezingen van twee fasen hoger is dan dit interspatiepercentage, wordt het alarm / de waarschuwing geactiveerd. Overvoltage: Stelt de waarde in op een percentage van de nominale spanning. Als de spanningsaflezing van een fase hoger is, wordt het alarm / de waarschuwing geactiveerd. Undervoltage: Stelt de waarde in op een percentage van de nominale spanning. Als de spanningsaflezing van een fase lager is, wordt het alarm / de waarschuwing geactiveerd. Fail to Start: Stelt de waarde van de volledige stroombelasting van de motor (FLA) en de bijbehorende vertraging in als percentage. Als de motor zou moeten draaien en de stroomaflezing lager is dan dit percentage van de FLA, wordt het alarm / de waarschuwing aan het einde van de geprogrammeerde vertraging in seconden geactiveerd. Ground Fault: Configureert de waarde en bijbehorende vertraging in ampère. Als de stroomaflezing van de storing ...
Pagina 39
Higher Zone Enable Delay: Vertraging, in seconden, waarna een signaal voor het draaien van de motor naar een controller in een hogere zone wordt gestuurd. Deze optie wordt alleen gebruikt wanneer een serie controllers is geïnstalleerd. Lower zone Request Maintain: Vertraging, in seconden, dat een verzoek voor het draaien van de motor naar een controller in een lagere zone wordt gehandhaafd wanneer alle startoorzaken zijn teruggekeerd naar normaal. Deze optie wordt alleen gebruikt wanneer een serie controllers is geïnstalleerd. Soft Starter Bootup Time: Tijdsvertraging voor de solid‐state‐starter na inschakeling van de controller en voordat een storingssignaal wordt bewaakt. LCD Backlight Dim Timer: Hoe lang het scherm van de ViZiTouch inactief moet zijn voordat het beeld vervaagt. Deze optie is bedoeld om de duurzaamheid van de achtergrondverlichting van het scherm te behouden. De optie is in de fabriek geprogrammeerd op 5 minuten. LCD Backlight Turn Off Timer: Hoe lang het scherm van de ViZiTouch inactief moet zijn voordat het scherm helemaal wordt uitgeschakeld. De optie is in de fabriek geprogrammeerd op 5 minuten. De timer voor inactiviteit begint af te tellen als er geen 'gebruikersacties' op het scherm of het membraan worden gedetecteerd, de motor niet draait en er geen alarmen 'ACTIVE' zijn. Zodra aan een van deze voorwaarden is voldaan, wordt de timer voor inactiviteit gereset. Low Ambient Temperature: Instelpunt voor het alarm bij een lage omgevingstemperatuur. High Ambient Temperature: Instelpunt voor het alarm bij een hoge omgevingstemperatuur. Calibrate touch screen: Deze knop kan worden gebruikt om het touch screen van de ViZiTouch opnieuw te kalibreren, in het geval dat de reactie op het indrukken van knoppen niet klopt. 39 ...
Pagina voor reset van de fabrieksinstellingen Op deze pagina wordt de ViZiTouch teruggesteld op de oorspronkelijke fabrieksconfiguratie, zodat alle opeenvolgende configuraties die tijdens de looptijd van de controller zijn uitgevoerd, worden gewist. Deze procedure mag alleen worden gebruikt als laatste poging om de controller in bruikbare staat terug te brengen. Gebruikersniveau 2: De 'RESET'‐knop wordt alleen geactiveerd (blauwe kleur) als er geen vierkante knoppen in de linkerkolom zijn geactiveerd én als de 'Last Saved Settings' in de rechterkolom niet zijn geactiveerd. Een gebruiker met beveiligingsniveau 2 kan alleen een reset van de 'Factory Settings' en/of de 'Additional Settings' in de rechterkolom uitvoeren. Met de reset van de 'Factory Settings' wordt de controller teruggebracht naar de oorspronkelijke fabrieksconfiguratie en onderhoudsstaat. Dit betekent dat het eerste onderhoud ongedaan wordt gemaakt, en dat de automatische modusinstellingen en de 'Homepage' van de controller zijn uitgeschakeld totdat het 'Eerste onderhoud' weer is uitgevoerd. Zie de 'Snelstarthandleiding' voor meer informatie over het uitvoeren van de eerste configuratie en het invullen van het rapport voor de veldovernametest. Merk op dat alle logboeken, pompkrommen en statistische gegevens niet worden gereset. Met de reset van de 'Additional Settings' wordt de controller bijgewerkt met een aanvullende configuratie die door de fabrikant aan u wordt verzonden. Met deze optie wordt geen complete 'Factory Reset' uitgevoerd. Het doel van deze optie is het mogelijk maken van een update van configuratievariabelen die alleen door Tornatech Inc kunnen worden bijgewerkt. Alle andere vierkante knoppen op deze pagina hebben beveiligingsniveau 9 en kunnen alleen worden gebruikt door gecertificeerde Tornatech‐vertegenwoordigers, tenzij anders gespecificeerd. Het eerste vierkant in de linkerbovenhoek voert de functie 'Select all' voor deze parameters uit. 40 ...
Onderhoudspagina Config > Advanced > Service Het Tornatech Inc.‐visitekaartje wordt standaard in het linkerbovendeel weergegeven. Dit logo kan door de onderhoudsleverancier worden veranderd in een aangepast beeld. Het logo moet worden gecreëerd door Tornatech Inc., verzonden naar de onderhoudsleverancier en gekopieerd naar een USB‐stick. Een gebruiker met beveiligingsniveau 1 kan het beeld bijwerken door op het Tornatech‐logo te drukken wanneer de USB‐stick met het visitekaartje in de USB‐poort is gestoken. Neem voor meer informatie contact op met de fabriek. Het vak rechts van het visitekaartje heeft betrekking op de 'pompkromme'. Met de ViZiTouch kunnen tot 10 verschillende krommen worden vastgelegd. Hier worden de datum en tijd van de als laatste vastgelegde pompkromme weergegeven. Met de 'NEW'‐knop kan de gebruiker een nieuwe pompkromme vastleggen. Als de gebruiker op deze knop drukt, wordt hij of zij doorgestuurd naar de pagina 'New Pump Curve'. Zie het helpgedeelte 'Nieuwe pompkromme' voor meer informatie over het vastleggen van een nieuwe pompkromme. Onderaan het scherm ziet de gebruiker zowel de datum van het als laatste uitgevoerde onderhoud als de datum van de volgende onderhoudsbeurt Toegangsniveau 1: ‐ Wijzig de periode voordat het volgende onderhoud wordt uitgevoerd door op het witte vak tussen de datum 'Last Done' en 'Next On' te drukken. De datum 'Next On' wordt automatisch aangepast op basis van de geselecteerde periode en de datum van de laatste onderhoudsbeurt. Wanneer het gewenste onderhoud is uitgevoerd, moet de gebruiker op de knop 'Service Done' drukken om de onderhoudsbeurt te bevestigen en af te sluiten. 41 ...
Nieuwe pompkromme Service > New Pump Curve De procedure 'New Pump Curve' van de onderhoudsleverancier Op deze pagina kan de gebruiker een pompkromme creëren. Onderaan het scherm zijn 3 knoppen te vinden: ‐ Reset: Wist de gegevens van de pompkromme in voortgang. ‐ Auto: Gebruikt de benodigde omzettertypen voor het creëren van de pompkromme (afvoerdruk en aanzuigdruk, debietsensor moet zijn geïnstalleerd). ‐ Save: Slaat de pompkromme op en werkt de pompkromme in chronologische volgorde bij, in overeenstemming met de weergave op de pagina 'History > Pump Curves'. De eerste regel van de legenda geeft de systeemeenheden voor elke kolom weer. De tweede rij in de legenda beschrijft de weergegeven parameters en in de derde regel verschijnt de werkelijke waarde van deze parameters, zodat dit in één oogopslag zichtbaar is. De navigatiebalk rechts van de tabel zorgt dat de gebruiker omlaag gaat in de tabel, tot en met het 10 punt. De nieuwe pompkrommegegevens worden ongeldig als de eenheden van de drukstroming tijdens de invoerprocedure veranderen of als er geen stromings‐ of drukgegevens worden ingevoerd. Druk in dat geval op de resetknop. U moet de Save‐knop gebruiken om de pompkromme in het geheugen van de ViZiTouch vast te leggen. ‐ Pdis: Afvoerdruk ‐ Psuc: Aanzuigdruk ‐ Pnet: De nettodruk wordt berekend door het aftrekken van de aanzuigdruk van de afvoerdruk. In de handmatige modus moet dit handmatig worden ingevoerd. ‐ Flow: Stroming ‐ Volt: Spanning van de pomp ‐ Current: Stroomsterkte van de pomp 'Handmatige modus' Voor het handmatig creëren van een pompkromme moeten er eerst gegevens in de eerste en opeenvolgende rijen worden ingevoerd. Er zijn in totaal 10 rijen beschikbaar, maar er is geen minimaal vereiste voor het creëren van een kromme. Meer rijen zorgen natuurlijk wel voor verbeterde nauwkeurigheid. De gebruiker moet elke volgende waarde in elke kolom invoeren voor maximale informatie, leesbaarheid en 42 ...
toekomstige verwijzing. Het is mogelijk snel een pompkromme te maken, maar dit wordt niet aanbevolen aangezien toekomstige verwijzingen dan minder nauwkeurig zijn. Vul in dat geval alleen de waarden voor Pnet en de stroming in. De eerste rij met gegevens moet de 'stroming' op 0 instellen en de laatste rij met gegevens moet een Pnet van 0 hebben. Deze waarden zorgen dat de pompkromme voor alle drukwaarden en stromingen volledig op de grafiek wordt vertegenwoordigd. Wanneer het benodigde aantal punten is ingevoerd, drukt u op de 'Save'‐knop om de pompkromme vast te leggen en deze pagina af te sluiten. U wordt doorgestuurd naar de pagina 'History > Pump Curve'. 'Automatische modus' Als u automatisch een pompkromme wilt creëren, moeten de afvoerdrukmeter, de aanzuigdrukmeter en de debietmeter op de controller zijn geïnstalleerd. ‐Druk op de 'Auto'‐knop. ‐Er wordt een serie validaties uitgevoerd om te controleren of alle gegevens geldig zijn. ‐Na beëindiging van een vooraf vastgestelde timer verzamelt de ViZiTouch alle gegevens van alle sensors en wordt de eerste rij in de tabel van de pompkromme ingevuld. De druk moet worden gestabiliseerd voordat de monsters kunnen worden genomen. De Pnet‐druk wordt berekend. ‐De ViZiTouch laat de alarmbel dan even rinkelen, zodat de gebruiker erop wordt gewezen dat de druk moet dalen. Zodra de druk weer is gestabiliseerd, verzamelt de ViZiTouch de tweede rij met waarden. ‐Deze automatische procedure blijft doorgaan totdat de afvoerdruk bijna nul is. ‐De ViZiTouch verzamelt dan de laatste rij met monsters en eindigt dan de verwerving van gegevens in de automatische modus. ‐Het is te allen tijde mogelijk de vastgelegde waarden te resetten en de procedure in de automatische modus van begin af aan te starten. ‐Druk op de 'Save'‐knop om de pompkromme vast te leggen en deze pagina af te sluiten. De gebruiker wordt doorgestuurd naar de pagina 'History > Pump Curve'. Modus voor automatische pompkromme uitgeschakeld De automatische pompkromme is uitgeschakeld omdat er drie sensors moeten worden geïnstalleerd. De drie sensorknoppen zijn voor snelle navigatie aan de bijbehorende sensorpagina gekoppeld.
Pagina 45
In de ViZiTouch verwijzen alle sensors naar de analoge ingangconnectors op de I/O‐kaart. Ze hebben alle gelijksoortige instellingen en configuraties. Selectie van 'Installed' (beveiligingsniveau 2): Installeer of verwijder deze sensor via de ViZiTouch‐configuratie. Discharge Pressure: Ga naar de pagina 'Config' om de eenheid van de systeemdruk in te stellen. Als drukomzetters delen dezelfde eenheid. De 'Source'‐knop (4 keuzemogelijkheden): (beveiligingsniveau 2) ‐ None: Er is geen drukomzetter of drukschakelaar geïnstalleerd. ‐ PT1 (standaard fabrieksinstelling): Alleen aansluitklem AI1‐PT1 op het 'T'‐klemmenbord is ingeschakeld. ‐ PT2: Alleen aansluitklem AI2‐PT2 op het 'T'‐klemmenbord is ingeschakeld. ‐ AUTO (in de fabriek geïnstalleerde optie): AI1‐PT1 en AI2‐PT2 zijn geïnstalleerd en geschakeld als dubbel (overbodig) systeem. De ViZiTouch houdt bij de verwijzing altijd rekening met de laagste van de twee drukwaarden. Er worden aanvullende alarmen, zoals 'PT fault detected' ingeschakeld. Dit alarm gaat af wanneer de twee omzetters waarden leveren die een verschil van meer dan een vooraf bepaalde driehoekwaarde aangeven. De ViZiTouch neemt nooit een beslissing over in welke omzetter de storing optreedt. Er wordt alleen aangegeven dat er een probleem in een van de omzetters is opgetreden. De onderhoudsleverancier moet beide omzetters testen om uit te zoeken in welke omzetter de storing is opgetreden. 45 ...
Pagina 46
Suction Pressure: Ga naar de pagina 'Config' om de eenheid van de systeemdruk in te stellen. Als drukomzetters delen dezelfde eenheid. De sensor voor de aanzuigdruk deelt dezelfde analoge ingang (AI4‐W‐S) als de sensor voor het waterpeil. Er kan slechts één van deze sensors tegelijkertijd zijn geïnstalleerd. Voor de installatie van een van de sensors moet de installatie van de andere sensor ongedaan worden gemaakt door middel van de bijbehorende sensorpagina. Flow: De debietsensor deelt dezelfde analoge ingang (AI3‐Q‐T) als de sensor voor de reservetemperatuur. Er kan slechts één van deze sensors tegelijkertijd zijn geïnstalleerd. Voor de installatie van een van de sensors moet de installatie van de andere sensor ongedaan worden gemaakt door middel van de bijbehorende sensorpagina. De 'Unit'‐knop bevindt zich rechts van de 'Installed'‐selectie. Druk op het vak om de relevante 'Flow'‐eenheid te selecteren. De vooraf in de fabriek bepaalde eenheid is GPM. Flow Start: ‐ Schakel de 'Flow Start'‐voorwaarde in of uit door op het vierkant te drukken. Als dit alarm wordt ingeschakeld, wordt de motor tevens gestart door middel van een 'FLOW'‐verzoek. ‐ Alarmbelsymbool: Activeert de bel wanneer een 'Flow Start' optreedt. ‐ Alarmsymbool: Als deze optie wordt geselecteerd, wordt de 'Flow Start'‐gebeurtenis beschouwd als alarm. Als de optie niet is geselecteerd, gaat het in plaats daarvan om een waarschuwing. ‐ Waarde: Stromingswaarde waarop de 'Flow Start'‐gebeurtenis van staat verandert. ‐ Timer aan: De timer wordt gebruikt voor het vormen van een buffer voor de activering van het 'Flow Start'‐signaal door de ViZiTouch. Water Level: De 'Water Level'‐sensor deelt dezelfde analoge ingang (AI4‐W‐S) als de sensor voor de aanzuigdruk. Er kan slechts één van deze sensors tegelijkertijd zijn geïnstalleerd. Voor de installatie van een van de sensors moet de installatie van de andere sensor ongedaan worden gemaakt door middel van de bijbehorende sensorpagina. De 'Water Level'‐sensor biedt geen selectie van de eenheid, aangezien het waterpeil als percentage wordt bijgehouden. Spare Temperature: De 'Spare Temperature'‐sensor deelt dezelfde analoge ingang (AI3‐Q‐T) als de debietsensor. Er kan slechts één van deze sensors tegelijkertijd zijn geïnstalleerd. Voor de installatie van een van de sensors moet de installatie van de andere sensor ongedaan worden gemaakt door middel van de bijbehorende sensorpagina. De 'Unit'‐knop bevindt zich rechts van de 'Installed'‐selectie. Druk op het vak om de relevante 'Spare Temperature'‐ eenheid te selecteren. De vooraf in de fabriek bepaalde eenheid is graden Celsius. Fuel Level (alleen GPD‐model): De 'Fuel Level'‐sensor biedt geen selectie van de eenheid, aangezien het brandstofpeil als percentage wordt bijgehouden. De kalibratiemethode is voor alle sensors hetzelfde. CALIBRATION: ...
Pagina 47
HULPDRAAD VERPLAATST DAT DE CONTROLLER VOLLEDIG IS UITGESCHAKELD. DIT IS INCLUSIEF ONTKOPPELING VAN DE GELIJK‐ EN WISSELSTROOM. De hulpdraad kan worden geplaatst op '5Vdc', '12Vdc' en 'Vaux' en vertegenwoordigt de waarde van het gelijkstroomvermogen van de sensor. De in de fabriek vooraf bepaalde stand is '5Vdc'. Als een geïnstalleerde sensor een vermogenswaarde van '5Vdc' heeft, moet de theoretische kalibratie van '0‐10V' dienovereenkomstig worden berekend. Neem contact op met de fabrikant voor meer informatie. ‐ 4‐20mA: Theoretische kalibratie met 4‐20mA‐sensor. Voer eenvoudig een waarde bij de systeemdrukeenheid voor 4mA in, en een andere waarde voor 20mA. De hierboven uitgelegde procedure is ook in dit geval van toepassing. ‐Veldkalibratie: Dit is de vooraf in de fabriek bepaalde methode en de enige procedure die een werkelijke kalibratie bevat. Wanneer deze kalibratiemethode wordt geselecteerd, wordt het vak 'Calibration' in het onderste gedeelte van de sensorpagina gegenereerd. Het is van belang dat de bijbehorende instelling van de DIP‐schakelaar en de stand van de hulpdraad met dezelfde zorg worden geselecteerd. Zie het '0‐10V'‐gedeelte hierboven. 1. Er zijn twee werkelijke punten (laag en hoog) nodig. 2. Stel het laagste punt in (meestal 0). 3. Druk op de 'Read'‐knop aan de linkerkant. 4. Druk op het rechthoekige tekstveld aan de linkerkant en voer de waarde in die op de externe gekalibreerde meter is afgelezen. 5. Stel een hoog punt in (de hoogst mogelijke waarde heeft meestal de beste kalibratie als resultaat). 6. Druk op de 'Read'‐knop aan de rechterkant. 7. Druk op het rechthoekige tekstveld aan de rechterkant en voer de waarde in die op de externe gekalibreerde meter is afgelezen. 8. Druk op de 'Compute'‐knop (berekeningsknop) om de kalibratie te voltooien. Als de instellingen niet correct zijn, blijft de berekeningsknop rood gekleurd. Als de instellingen correct zijn, wordt de knop blauw. De resulterende gemeten waarde wordt in de rechteronderhoek van het sensorvak weergegeven. ‐ Aan/uit: Gebruik de ingang met een droge contactsensor, bijvoorbeeld een vlotterschakelaar. De enige parameter die voor deze methode wordt ingesteld, is de keuze tussen NO/NC. Dit houdt in dat er een selectie wordt gemaakt tussen een schakelaar die normaal gesproken open of dicht is. Druk op de 'Apply'‐knop (toepassen) om de kalibratie te bevestigen. Het gedeelte 'Alarms' (beveiligingsniveau 1): Met de 'DRY'‐knop wordt de ingang voor het droge contactpunt op de IO‐kaart ingeschakeld. Inschakeling van deze optie levert twee standen op: 'normaal‐open' (NO) of 'normaal‐gesloten' (NC). Elke modus wordt vertegenwoordigd door de standaard NO/NC‐symbolen. ‐ U kunt de / het bijbehorende alarm / waarschuwing in‐/uitschakelen door op het vierkant te drukken. ‐ Alarmbelsymbool: Activeert de bel wanneer deze voorwaarde optreedt. ‐ Alarmsymbool: Als deze optie wordt geselecteerd, wordt het optreden van deze voorwaarde beschouwd als alarm. Als de optie niet is geselecteerd, is de voorwaarde slechts een waarschuwing. ...
Details van de Debug-pagina Kalibratie Config > Advanced > Debug > Calibration Deze tabel geeft alle kalibratieparameters weer. De 'Scaled'-waarde is de definitieve berekende waarde die in de ViZiTouch wordt gebruikt. De waarde wordt berekend door het vermenigvuldigen van de 'Raw'-waarde met het 'Gain'-coëfficiënt en hier vervolgens de 'Offset'-waarde aan toe te voegen.
Config > Advanced > Debug > Expansion 1-2-3-4 Config > Advanced > Debug > Expansion 1-2-3-4 Met de kleine witte cirkel naast elk signaal wordt de staat van dat signaal aangeduid. Als er een groene stip in de witte cirkel staat, is het signaal geactiveerd. Het eerste element in de linkerkolom is een aanduiding of de optionele uitbreidingskaart al dan niet is geïnstalleerd.
Geschiedenis Geschiedenis (membraanknop) History Selecteert specifieke pagina's in het gedeelte voor de geschiedenis. Alle gegevens met betrekking tot statistieken, gebeurtenissen, druk, vermogenslogboeken en de download naar USB zijn op de 'History'‐pagina beschikbaar. ‐Events: Deze knop leidt naar de 'Events'‐pagina waar de 500 meest recente gebeurtenissen worden weergegeven. Elk gebeurtenislogboek bevat de datum en tijd van de gebeurtenis, evenals een korte beschrijving van de gebeurtenis. ‐Download to USB Device: Deze knop leidt naar de 'Download to USB Device'‐pagina, waar de gebruiker informatie kan downloaden, waaronder de gebruikershandleiding, tekeningen, logboeken, statistische gegevens en configuratie. ‐First Service Statistics: Deze knop leidt naar de 'First Service Statistics'‐pagina, met een weergave van alle relevante statistische gegevens die zijn berekend sinds het allereerste onderhoud op de controller is uitgevoerd. ‐Last Service Statistics: Deze knop leidt naar de 'Last Service Statistics'‐pagina, met een weergave van alle relevante statistische gegevens die zijn berekend sinds de meest recente onderhoudsbeurt op de controller is uitgevoerd. ‐All Time Statistics: Deze knop leidt naar de 'All Time Statistics'‐pagina met een weergave van de datum en tijd van de allereerste inschakeling, de datum en tijd waarop de eerste configuratie werd voltooid en de totale 'On Time' (bedrijfstijd) van de controller. Deze statistische gegevens kunnen nooit worden gereset. 50 ...
‐Pressure/Power Curves: Deze knop leidt naar de bijbehorende pagina 'Pressure Curves' / 'Power Curves' met een weergave van alle relevante gegevens over druk / vermogen. ‐Pump Curves: Deze knop leidt naar de 'Pump Curves'‐pagina. Pagina met details over de geschiedenis Gebeurtenispagina History > Events Log Vermelding van de laatste 500 gebeurtenissen die in chronologische volgorde optraden. De eerste kolom is de datum, de tweede kolom de tijd dat de gebeurtenis optrad en de derde kolom geeft het 'Event message' (bericht) weer. Als u een logboek wilt zien dat ouder is dan deze 500 gebeurtenissen, gaat u naar de pagina 'Download to USB Device' en selecteert u 'Events'. Aan de hand van deze methode wordt er een bestand gegenereerd waarin alle gebeurtenislogboeken in de ViZiTouch‐geschiedenis zijn opgenomen. Het contextuele navigatieblok wordt op deze pagina geïmplementeerd. Zorgt voor snelle navigatiefuncties als 'vorige pagina', 'volgende pagina', 'eerste pagina' en 'laatste pagina'. Net als altijd drukt u op het navigatiebloksymbool in de rechteronderhoek van het scherm om de functies van het navigatieblok voor deze specifieke pagina weer te geven. 51 ...
Downloaden naar USB-stick History > Download to USB Als een gebruiker informatie vanaf de ViZiTouch naar een USB‐stick wil downloaden, moet hij of zij zijn aangemeld met een wachtwoord op minimaal beveiligingsniveau 1. Het eerste vierkant naast de titel is de knop waarmee alles kan worden geselecteerd. Het indrukken van dit vierkant heeft als resultaat de selectie van alle categorieën met uitzondering van de optie 'Archive copied files' (gekopieerde bestanden archiveren) die een afzonderlijk doel heeft. De gehele rechterkant is gevuld met verschillende voortgangsbalken om de real‐time overdracht bij te houden. Met de 'Download to USB'‐knop wordt de opdracht uitgevoerd. Als er geen USB‐stick aanwezig is of als er een fout optreedt, verschijnt het bericht 'Could not mount USB drive' en wordt verdere actie geannuleerd. Als u het nogmaals wilt proberen, verwijdert u de stick, steekt u hem opnieuw in de poort en drukt u nogmaals op de knop. ‐Archived logs: Alle logboekbestanden die met behulp van de vierkante knop 'Archive copied files' zijn gearchiveerd. Het doel van archiefbestanden is aan de hand van het archiveren van oudere logboekbestanden geheugen op de ViZiTouch vrij te maken. ‐Logs: Alle logboeken die op dit moment in het ViZiTouch‐geheugen beschikbaar zijn. Elke dag wordt een bestand 'Comma Separated Values' of '.csv' gemaakt, dat een bijpassende naam krijgt. De meeste software in moderne 52 ...
Pagina 53
computers kunnen deze bestanden lezen en interpreteren. De logboekbestanden bevatten de logboeken met betrekking tot gebeurtenissen, druk en vermogen. ‐Documentation: Alle '.pdf'‐bestanden die in de ViZiTouch beschikbaar zijn, meestal de complete gebruikershandleiding, de snelstarthandleiding, de tekeningen en de bedradingsschema's. ‐Configuration: Alle configuratieparameters opgenomen in een '.txt'‐bestand, inclusief maar niet beperkt tot nominale waarden, het serienummer, kalibratieparameters. ‐Pump Curves: Voor elke gemaakte pompkromme wordt een bestand 'Comma Separated Values' of '.csv' gemaakt, dat een bijpassende naam krijgt. Elke kolom wordt duidelijk geïdentificeerd aan de hand van een titel waarin de waarden worden beschreven. ‐Statistics: Een '.csv'‐bestand inclusief alle soorten statistische gegevens, het minimum, maximum en gemiddelde van druk en temperatuur en alle statistische gegevens over de motor, evenals de fabrieksgegevens. Program Backup: Een gecomprimeerd en gecodeerd bestand dat alleen door de ViZiTouch kan worden gelezen. Hiermee kan de gebruiker een complete ViZiTouch naar een andere ViZiTouch kopiëren. BELANGRIJK: De ViZiTouch kan tijdens het downloaden van een programmaback‐up niet worden gebruikt. 53 ...
De statistieken Statistische gegevens over de eerste/laatste History > Statistics since first/last service onderhoudsbeurt De volgende beschrijving is van toepassing op twee pagina's die kunnen worden bereikt door middel van de knop 'First Service Statistics' en 'Last Service Statistics' op de pagina History. Alle statistische gegevens die hier worden weergegeven, worden berekend nadat de eerste / laatste onderhoudsbeurt is uitgevoerd. Alle datums hebben de indeling JJJJ.MM.DD en tijden UU:MM:SS. ‐Since: Datum en tijd waarop de eerste / laatste onderhoudsbeurt is uitgevoerd. ‐On Time: Totale tijdsduur dat de stroom naar de controller tijdens die periode was ingeschakeld. Motor: ‐Last run: Datum en tijd dat de motor voor het laatst draaide. ‐Run time: Totale tijd dat de motor in die periode draaide. ‐Start count: Aantal keren dat de motor tijdens die periode werd gestart. Pressure: ‐Minimum: Waarde van de minimumdruk weergegeven in de werkelijke eenheid van het systeem en het moment 54 ...
waarop dit werd bereikt. ‐Maximum: Waarde van de maximale druk weergegeven in de werkelijke eenheid van het systeem en het moment waarop dit werd bereikt. ‐Average: Berekende waarde van de gemiddelde druk in die periode, weergegeven in de werkelijke eenheid van het systeem. Temperature: ‐Minimum: Waarde van de minimum temperatuur weergegeven in de werkelijke eenheid van het systeem en het moment waarop dit werd bereikt. ‐Maximum: Waarde van de maximumtemperatuur weergegeven in de werkelijke eenheid van het systeem en het moment waarop dit werd bereikt. ‐Average: Berekende waarde van de gemiddelde temperatuur in die periode, weergegeven in de werkelijke eenheid van het systeem. ‐Generator (alleen voor modellen met omschakelaar): ‐Last Run: Datum en tijd dat de generator / hulpvoorziening voor het laatst draaide. ‐Run time: Totale tijd dat de generator / hulpvoorziening in die periode draaide. ‐Transfer Count: Aantal keer dat het vermogen in die periode naar de wisselstroom werd overgebracht. Algehele statistische gegevens History > All Time Statistics Alle statistische gegevens die hier worden weergegeven, worden berekend na uitvoering van de eerste configuratie van de controller. Alle datums hebben de indeling JJJJ.MM.DD en tijden UU:MM:SS. ‐First Power Up: Datum en tijd dat de controller voor het eerst werd ingeschakeld. ‐First Start Up: Datum en tijd dat de eerste configuratie van de controller werd voltooid. ‐On Time: Totale tijdsduur sinds de eerste inschakeling dat de controller ingeschakeld is geweest. 55 ...
Drukkrommen Grafische modus History > Pressure Log Curves De verticale as vertegenwoordigt de druk in de werkelijke geselecteerde eenheid. De schaal is dynamisch en verandert op basis van de hoogste vastgelegde waarde van grootte. De horizontale as vertegenwoordigt tijd en periode. Het linkerdeel van de horizontale as toont het begin van het huidige bereik en het rechterdeel het einde. Rechts van de as wordt de totale reikwijdte van de tijd weergegeven. Het contextuele navigatieblok wordt op deze pagina geïmplementeerd. Dit navigatieblok zorgt voor snelle navigatiefuncties als inzoomen, uitzoomen, terugspoelen, vooruitspoelen en de tekstuele modus. Net als altijd drukt u op het navigatiebloksymbool in de rechteronderhoek van het scherm om de functies van het navigatieblok voor deze specifieke pagina weer te geven. Door op de rechter‐ of linkerknoppen van het navigatieblok te drukken, verschuift de tijd per kwart van de huidige zoominstelling heen en weer, voor gebruikersvriendelijke navigatie. De grijze verticale balk met blauwe pijl, helemaal rechts op het scherm, is de legenda. Als u hierop drukt, verschijnt er een nauwkeurige beschrijving van de verschillende krommen (afvoerdruk, aanzuigdruk indien beschikbaar, start‐ en einddruk), elk in bijbehorende kleur. Tussen de '0'‐drukwaarde en de horizontale as wordt een korte serie smalle horizontale vlakken weergegeven. Deze vlakken worden beschreven in het deel 'Indicators' van de legenda. De vlakken geven aan wanneer de motor en wanneer de steunpomp draaide, en wanneer de spanning van de wisselstroom werd afgelezen aan de hand van kleine gekleurde vlakken in de horizontale balk telkens wanneer deze voorwaarde optrad. Zoals we al eerder aangaven is de tekstuele modus beschikbaar door op de 'Select'‐knop van het navigatieblok te drukken. Dit vertegenwoordigt de druklogboeken in tabelvorm, voor een meer nauwkeurige aflezing (zie de tekstuele modus eronder). 56 ...
Tekstuele modus History > Pressure Log Text Op de pagina 'Pressure Log text' wordt een tabel met 10 rijen weergegeven. Het totale aantal beschikbare rijen is 500 en de logboeken worden in chronologische volgorde gesorteerd. Als u meer logboeken wilt bekijken, downloadt u alle logboeken van een USB‐stick. Beschrijving van de kolommen: ‐Date: Datum waarop het logboek werd vastgelegd. ‐Time: Tijd waarop het logboek werd vastgelegd. ‐Unit: Werkelijke drukeenheid op het moment dat het logboek werd vastgelegd. ‐Suc.: Waarde van de aanzuigdruk. ‐Dis.: Waarde van de afvoerdruk. ‐C.I.: Waarde van de startdruk op het moment dat het logboek werd vastgelegd. ‐C.O.: Waarde van de einddruk op het moment dat het logboek werd vastgelegd. ‐M.: De cel wordt groen als de motor voor een specifiek druklogboek draaide. ‐JP: De cel wordt groen als de steunpomp voor een specifiek druklogboek draaide. ‐AS: Bij brandbluspompmodellen met automatische omschakelaar wordt de cel groen als de vastgelegde fasespanningen aan de wisselstroomzijde van de controller werden afgelezen. Het contextuele navigatieblok wordt op deze pagina geïmplementeerd. Hiermee komen snelle navigatiefuncties beschikbaar, zoals pagina omhoog, pagina omlaag, eerste pagina, laatste pagina en grafische modus. Net als altijd drukt u op het navigatiebloksymbool in de rechteronderhoek van het scherm om de functies van het navigatieblok voor deze specifieke pagina weer te geven. Als u op deze knoppen drukt, verschuiven de weergegeven rijen, voor een snelle en gebruikersvriendelijke navigatie. 57 ...
Vermogenskrommen Grafische modus History > Power Log Curves De grafische modus van de vermogenscurve bevat twee verticale assen. De eerste drie krommen, zoals op de legenda te zien is, vormen de aanduiding voor de individuele fasespanning tussen leiding 1‐2, 2‐3 en 3‐1. In het geval van brandbluspompmodellen die zijn uitgerust met een automatische omschakelaar met de fasespanningen tussen de leidingen de spanningsaflezing van de wisselstroomzijde van de controller aangeduid wanneer de wisselstroomzijde actief is. Ze zijn gekoppeld aan de eerste as aan de linkerkant van de grafiek, in volt. De drie laatste krommen, zoals op de legenda te zien is, duiden de waarde voor de stroomsterkte op elke leiding aan. Ze zijn gekoppeld aan de tweede as aan de rechterkant van de grafiek, in ampère. De schaal op de verticale assen is dynamisch en verandert op basis van de hoogste vastgelegde waarde van grootte. De horizontale as vertegenwoordigt tijd en periode. Het linkerdeel van de horizontale as toont het begin van het huidige bereik en het rechterdeel het einde. Rechts van de as wordt de totale reikwijdte van de tijd weergegeven. Het contextuele navigatieblok wordt op deze pagina geïmplementeerd. Dit navigatieblok zorgt voor snelle navigatiefuncties als inzoomen, uitzoomen, terugspoelen, vooruitspoelen en de tekstuele modus. Net als altijd drukt u op het navigatiebloksymbool in de rechteronderhoek van het scherm om het navigatieblok te activeren, met functies voor deze specifieke pagina. Door op de rechter‐ of linkerknoppen van het navigatieblok te drukken, verschuift de tijd per kwart van de huidige zoominstelling heen en weer, voor gebruikersvriendelijke navigatie. De grijze verticale balk met blauwe pijl, helemaal rechts op het scherm, is de legenda. Als u hierop drukt, verschijnt er een nauwkeurige beschrijving van de verschillende krommen (L1‐L2, L2‐L3, L3‐L1, I1, I2, I3) elk in bijbehorende kleur. Tussen de '0'‐spanningswaarde en de horizontale as worden horizontale vlakken weergegeven. Deze vlakken worden beschreven in het deel 'Indicators' van de legenda. De vlakken geven aan wanneer de motor draaide en wanneer de spanning van de wisselstroomzijde werd afgelezen, aan de hand van kleine gekleurde vlakken in de horizontale balk telkens wanneer deze voorwaarde optrad. Zoals we al eerder aangaven is de tekstuele modus beschikbaar door op de 'Select'‐knop van het navigatieblok te drukken. Dit vertegenwoordigt de vermogenslogboeken in tabelvorm, voor een meer nauwkeurige aflezing (zie de tekstuele modus eronder). 58 ...
Tekstuele modus History > Power Log Text Op de pagina 'Power Log text' wordt een tabel met 10 rijen weergegeven. Het totale aantal beschikbare rijen is 500 en de logboeken worden in chronologische volgorde gesorteerd. Als u meer logboeken wilt bekijken, downloadt u alle logboeken van een USB‐stick. Beschrijving van de kolommen: ‐Date: Datum waarop het logboek werd vastgelegd. ‐Time: Tijd waarop het logboek werd vastgelegd. ‐L12: De fasespanningen in deze kolom duiden een individuele fasespanning tussen lijn 1 en lijn 2 aan. ‐L23: De fasespanningen in deze kolom duiden een individuele fasespanning tussen lijn 2 en lijn 3 aan. ‐L31: De fasespanningen in deze kolom duiden een individuele fasespanning tussen lijn 3 en lijn 1 aan. ‐I1: Waarde van de stroomsterkte van lijn 1 ‐I2: Waarde van de stroomsterkte van lijn 2 ‐I3: Waarde van de stroomsterkte van lijn 3 ‐M.: De cel wordt groen als de motor voor een specifiek stroomsterktelogboek draaide. ‐AS: Bij brandbluspompmodellen met automatische omschakelaar wordt de cel groen als de vastgelegde fasespanningen aan de wisselstroomzijde van de controller werden afgelezen. Het contextuele navigatieblok wordt op deze pagina geïmplementeerd. Hiermee komen snelle navigatiefuncties beschikbaar, zoals pagina omhoog, pagina omlaag, eerste pagina, laatste pagina en grafische modus. Net als altijd drukt u op het navigatiebloksymbool in de rechteronderhoek van het scherm om de functies van het navigatieblok voor deze specifieke pagina weer te geven. Als u op deze knoppen drukt, verschuiven de weergegeven rijen, voor een snelle en gebruikersvriendelijke navigatie. 59 ...
Pompkrommen History > Pump Curves De verticale as vertegenwoordigt de druk in de werkelijke geselecteerde eenheid. De schaal is dynamisch en verandert op basis van de hoogste vastgelegde waarde van grootte. De horizontale as vertegenwoordigt de stroming in de werkelijke geselecteerde eenheid. De schaal is dynamisch en verandert op basis van de hoogste vastgelegde waarde van grootte. Het contextuele navigatieblok wordt op deze pagina geïmplementeerd. Voor snelle navigatiefuncties als vorige en volgende. Net als altijd drukt u op het navigatiebloksymbool in de rechteronderhoek van het scherm om het navigatieblok te activeren, met functies voor deze specifieke pagina. Door op de rechter‐ of linkerknoppen van het navigatieblok te drukken, verandert de weergegeven pompkromme om snelle en gebruikersvriendelijke navigatie mogelijk te maken. De navigatie wordt ook vertegenwoordigd met de elementen in de rechterbovenhoek van de grafiek. Het witte vierkant geeft aan op welke datum en tijd de pompkromme werd vastgelegd. Met de twee pijlknoppen selecteert de gebruiker de volgende of vorige pompkromme en met de 'Delete'‐knop wordt de op dit moment geselecteerde pompkromme verwijderd, maar alleen als de gebruiker is aangemeld met minimaal beveiligingsniveau 1. 60 ...
VOORAFGAANDE VELDOVERNAMETEST CHECKLIST TORNATECH‐MODEL GPx MET OF ZONDER GPU‐OMSCHAKELAAR ELEKTRISCHE BRANDBLUSPOMPCONTROLLER VOORAFGAANDE VELDOVERNAMETEST CHECKLIST Opmerking: Dit document moet een officiële aanduiding zijn voor of de installatie en algemene staat van de apparatuur al dan niet voldoende is voor een veldovernametest. Dit document moet tevens een hulpmiddel zijn voor de persoon die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de veldovernametest, bij zijn of haar beslissing of de veldovernametest van de controller voor de apparatuur al dan niet moet worden uitgevoerd. Installatiechecklist: JA NEE 1 Controleer of de naamplaat van de brandbluspompcontroller (en meegeleverde omschakelaar) overeenkomt met de beschikbare wisselstroomspanning. 2 Voer een visuele inspectie uit op eventuele schade aan de buitenkant van de brandbluspompcontroller (en meegeleverde omschakelaar). Controleer of behuizing, alarmbel, keuzeschakelaar, membraan en scherm niet beschadigd zijn. 3 Controleer of de brandbluspompcontroller (en meegeleverde omschakelaar) binnen het zicht van de pomp en elektrische motor zijn geïnstalleerd. 4 Controleer of de brandbluspompcontroller (en meegeleverde omschakelaar) niet minder dan ...
Pagina 63
4 Controleer op eventuele alarmen die op het digitale weergavescherm kunnen verschijnen. Corrigeer eventuele alarmstatussen. 5 Configureer de instellingen voor de start‐ en einddruk door het volgen van de snelstarthandleiding of met behulp van de ViZiTouch‐documentatie. U moet zijn aangemeld om deze instellingen te kunnen wijzigen. Controleer de automatische start door de systeemdruk onder de startdrukinstelling te laten dalen. 6 Zet de motor stop door op de 'STOP'‐membraanknop te drukken. Opmerking: De motor stopt alleen als de systeemdruk boven de einddrukinstelling komt. Tornatech‐controller S/N: _________________________________________ Installatie‐adres: _________________________________________ _________________________________________ Checklist ingevuld? _____________Ja _____________ Nee Checklist ingevuld door: __________________________________________ Bedrijf: __________________________________________ Datum: __________________________________________ ...
Pagina 64
______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ 64 ...
RAPPORT VAN VELDOVERNAMETEST TORNATECH‐MODEL GPX MET OF ZONDER GPU‐OMSCHAKELAAR ELEKTRISCHE BRANDBLUSPOMPCONTROLLER RAPPORT VAN VELDOVERNAMETEST Opmerking: Dit document is het rapport van de Tornatech officiële Veldovernametest in overeenstemming met de meest recente NFPA 20‐voorschriften van artikel 14.2.6 en 14.2.7 controllerovernametest met betrekking tot door elektrische motoren aangedreven brandbluspompcontrollers met of zonder wisselstroom. Tornatech beveelt ten zeerste aan dat de overnametest eerst wordt gecontroleerd (Tornatech‐document GPx‐PREFAT‐ 001‐E Checklist van voorafgaande veldovernametest) voordat deze officiële veldovernametest wordt afgerond. Vul dit eerste deel in als dat tijdens de voorafgaande veldovernametest nog niet is gedaan. Checklist voor controle van de handmatige en automatische start: JA NEE Opmerking: Er mag alleen een handmatige of automatische start worden uitgevoerd als door de respectievelijke officiële onderhoudsvertegenwoordigers van de elektrische motor en de pomp starttoestemming is verkregen. 1 Zet de hendel van de voorziening voor ontkoppeling van de nominale stroombron in de ON‐ stand. Als er een omschakelaar is meegeleverd, zet u de wisselstroomisolatieschakelaar in de ON‐stand. 2 Druk op de START‐drukknop. De motor start nu. 3 Als dit van toepassing is, controleert u het draaien van de motor bij zowel de nominale ...
Pagina 66
Nominale stroomsterkte JA NEE 1 6 keer handmatige start 2 6 keer automatische start 3 6 keer start met noodhendel 4 1 keer externe start / start met overstromingsventiel Wisselstroom (met GPU‐model) JA NEE 1 6 keer handmatige start 2 6 keer automatische start 3 6 keer start met noodhendel ...
Pagina 67
Omschakelaar in nominale stand? _____________Ja _____________ Nee Omschakelaar in wisselstroomstand? _____________Ja _____________ Nee Tornatech controller S/N: _________________________________________ Installatie‐adres: _________________________________________ _________________________________________ Veldovernametest voltooid? _____________Ja _____________ Nee Veldovernametest ingevuld door: __________________________________________ Bedrijf: __________________________________________ Datum: __________________________________________ Getuige: __________________________________________ Bedrijf: __________________________________________ De ondergetekende getuige is op de hoogte gebracht van NFPA20 artikel 14.4 Periodic Inspection, Testing and Maintenance (periodieke inspectie, tests en onderhoud), waarin wordt gestipuleerd dat "Fire pumps shall be inspected tested and maintained in accordance with NFPA25 – Standard for the Inspection, Testing and Maintenance of Water Based Fire Protection Systems" (brandbluspompen moeten worden geïnspecteerd, getest en onderhouden in overeenstemming met NFPA25 ‐ norm voor de inspectie, tests en onderhoud van op water gebaseerde brandbestrijdingssystemen). ...