Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

 
 
 
 
 
INSTALLATIE‐ EN ONDERHOUDSHANDLEIDING VOOR 
ELEKTRISCHE BRANDBLUSPOMPCONTROLLERS 
AUTOMATISCHE CONTROLLER 
MODEL GPX 

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Samenvatting van Inhoud voor Tornatech ViziTouch GPX

  • Pagina 1         INSTALLATIE‐ EN ONDERHOUDSHANDLEIDING VOOR  ELEKTRISCHE BRANDBLUSPOMPCONTROLLERS  AUTOMATISCHE CONTROLLER  MODEL GPX  1   ...
  • Pagina 2     Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Installatie   3. Belangrijkste kenmerken 4. Home 5. Alarmen 6. Configuratie 7. Geschiedenis   8.  Technisch document 2    GPX‐Manual‐NL–rev0 ...
  • Pagina 3: Inhoudsopgave

      Table of Contents Inleiding  .................................. 6 Typen elektrische brandbluspompcontrollers  ...................... 6  Start‐/stopmethoden ............................ 7  Installatie  .................................. 9 Locatie  ................................... 9  Bevestiging ................................ 9  Bedrading en aansluitingen .......................... 10  Wateraansluitingen  ............................... 10  Elektrische bedrading............................ 10  Elektrische aansluitingen ............................ 10  Maten  .................................. 10  Inkomende stroomaansluitingen  .......................... 10  Motoraansluitingen .............................. 10  Beschrijvingen van de klemmenborden ....................... 11  Snelstarthandleiding ............................. 12  Belangrijkste kenmerken ............................ 18 De ViZiTouch ................................. 18  Eerst configuratie  .............................. 19   .................................... 20 Home  .................................. 20 Home (membraanknop) ...
  • Pagina 4 Config > Advanced .............................. 31  Details van de geavanceerde configuratiepagina .................... 31  Pagina Timers  ................................ 31  Config > Advanced > FP Timers  .......................... 31  Kalibratie van de spanning  ............................ 33  Config > Advanced > Voltage .......................... 33  Kalibratie van de stroomsterkte ........................... 34  Config > Advanced > Current .......................... 34  Uitbreidingskaart voor ingangen/uitgangen 1‐2‐3‐4 .................... 34  Config > Advanced > IO Expansion 1‐2‐3‐4 ...................... 34  Pagina voor het bijwerken van programma's ....................... 36  Fabrieksinstellingen .............................. 36  Config > Advanced > Factory Settings  ........................ 36  Pagina voor reset van de fabrieksinstellingen ...................... 40  Onderhoudspagina  .............................. 41  Config > Advanced > Service .......................... 41  Nieuwe pompkromme ............................ 42  Service > New Pump Curve ........................... 42  Modus voor automatische pompkromme uitgeschakeld  .................. 43  De sensorpagina's .............................. 44  Details van de Debug‐pagina .......................... 48  Kalibratie ................................ 48  Config > Advanced > Debug > Calibration  ...................... 48  Debugging van IO .............................. 48  Config > Advanced > Debug > IO  ........................... 48  Config > Advanced > Debug > Expansion 1‐2‐3‐4 .................... 49 ...
  • Pagina 5 History > All Time Statistics  ........................... 55  Drukkrommen ............................... 56  Grafische modus .............................. 56  History > Pressure Log Curves  .......................... 56  Tekstuele modus .............................. 57  History > Pressure Log Text  ........................... 57  Vermogenskrommen ............................ 58  Grafische modus .............................. 58  History > Power Log Curves .......................... 58  Tekstuele modus .............................. 59  History > Power Log Text ............................ 59  Pompkrommen .............................. 60  History > Pump Curves  ............................ 60  Technical documents .............................. 61 VOORAFGAANDE VELDOVERNAMETEST CHECKLIST .................... 62  RAPPORT VAN VELDOVERNAMETEST ........................ 65          5   ...
  • Pagina 6: Inleiding

                Inleiding Model GPX van de serie elektrische brandbluspompcontrollers is ontworpen voor het starten van een door een elektrische motor aangedreven brandbluspomp. De brandbluspomp kan handmatig worden gestart aan de hand van de startdrukknop op de pomp zelf, of automatisch door het waarnemen van drukverval in het sprinklersysteem.
  • Pagina 7: Start-/Stopmethoden

    Na de startopdracht wordt een autotransformator gebruikt om gereduceerde spanning aan de motor te  leveren. Na een vertraging wordt de autotransformator parallel geschakeld en is de motor op de  volledige spanning aangesloten door serieschakeling met gesloten overgang.    MODEL GPS: SOLID‐STATE‐STARTER  Voor dit model is geen motor met meerdere schakelingen nodig. Er zijn slechts 3 geleiders tussen de  controller en de motor nodig.   Na de startopdracht wordt een solid‐state‐starter gebruikt om een traploos opgevoerde spanning aan de  motor te leveren, totdat de motor het volledige toerental heeft bereikt. Op dat moment wordt een  overbruggingsschakelaar met volledige nominale paardenkracht geactiveerd, zodat de motor direct is  aangesloten op de volledige spanning en alle warmteverlies in de solid‐state‐starter wordt geëlimineerd.  Deze controller beschikt tevens over een stand voor softstop van de motor.    MODEL GPV: STARTMOTOR MET VERSNELLINGSWEERSTAND  Voor dit model is geen motor met meerdere schakelingen nodig. Er zijn slechts 3 geleiders tussen de  controller en de motor nodig.  Na de startopdracht wordt in elke fase een serie versnellingsweerstanden gebruikt om gereduceerde  spanning aan de motor te leveren. Na een vertraging worden de weerstanden parallel geschakeld en is  de motor op de volledige spanning aangesloten door serieschakeling met gesloten overgang.    MODEL GPW: STER‐DRIEHOEK AANLOPEN ZONDER ONDERBREKING  Voor dit model is een motor met meerdere schakelingen nodig, evenals 6 geleiders tussen de controller  en de motor.   Na een startcommando wordt de motor aangesloten op de lijn in de steraansluiting. Na een vertraging  wordt de motor opnieuw aangesloten op de lijn in de driehoekconfiguratie en wordt er volledige  spanning uitgeoefend op de motorspoelen om aan te lopen zonder onderbreking.  De stroombron ‘ziet’ geen open circuit tijdens de transitie van ster naar driehoek.     MODEL GPY: STER‐DRIEHOEK AANLOPEN MET ONDERBREKING  Voor dit soort starters is een motor met meerdere schakelingen nodig, evenals 6 geleiders tussen de  controller en de motor.  Na de startopdracht wordt de motor in sterschakeling op de netvoeding aangesloten. Na een vertraging  wordt de motor opnieuw in driehoekconfiguratie op de netvoeding aangesloten, zodat de  motorwikkelingen onder volledige spanning staan. Deze controller is van een type dat een open  overgang heeft. De netvoeding wordt tijdens de overgang van de startstand (driehoek) naar de lopende  stand (ster) onderbroken.    Start-/stopmethoden De controllers zijn beschikbaar als combinatie automatisch / niet‐automatisch met voorziening voor handmatige  of automatische uitschakeling (automatische uitschakelingsoptie alleen mogelijk na automatische start).   ...
  • Pagina 8 De motor kan vanaf een externe locatie worden gestart door het contact met een handmatige drukknop  tijdelijk te verbreken.    EXTERNE AUTOMATISCHE START, START MET OVERSTROMINGSVENTIEL  De motor kan vanaf een externe locatie worden gestart door het contact met een automatisch apparaat  tijdelijk te openen.  De controller moet in automatische modus staan.    NOODSTART  De motor kan handmatig worden gestart met de noodhendel.  Deze hendel kan in gesloten positie  worden gehouden.     Belangrijk: om te voorkomen dat de schakelaar beschadigd raakt, wordt aanbevolen de motor op de  volgende manier te starten:  1)  Schakel de elektriciteit op de gebruikelijke wijze uit,  2)  Trek en vergrendel de noodhendel in de gesloten stand,  3)  Schakel de elektriciteit op de gebruikelijke wijze weer in.    GESCHAKELDE START  Wanneer de installatie uit meerdere pompen bestaat, kan het nodig zijn het automatisch starten (bij  drukverval) van elke motor te vertragen om te voorkomen dat alle motoren tegelijkertijd worden  gestart.     STROOMSTART, HOGE ZONE‐START  De controller kan worden gestart door middel van het openen/sluiten van een contact op de  FLOW/ZONE START/STOP‐ingang.     WEKELIJKSE START  De motor kan automatisch worden gestart (en gestopt) om een geprogrammeerde tijd.    TESTSTART  De motor kan automatisch gedurende een vooraf geprogrammeerde periode worden gestart door op de  testuitvoerknop te drukken.      STOPMETHODEN  HANDMATIGE STOP  De handmatige stop wordt uitgevoerd door het indrukken van de voorrangsknop STOP.  Merk op dat het  indrukken van de stopdrukknop voorkomt dat de motor weer kan worden gestart zolang de knop ...
  • Pagina 9: Installatie

    NOODSTOP   De noodstop is bij alle startvoorwaarden altijd mogelijk en wordt uitgevoerd met behulp van de  hoofdontkoppeling op de deur.  Installatie De GPx elektrische brandbluspompcontroller staat op de lijst van cULus, FM en is bedoeld voor installatie in overeenstemming met de richtlijnen van de National Fire Protection Association voor de installatie van centrifugaalbrandbluspompen, NFPA nr. 20-2010 (centrifugaalbrandbluspompen) en in de VS National Electrical Code NFPA 70 In Canada...
  • Pagina 10: Bedrading En Aansluitingen

    Bedrading en aansluitingen Wateraansluitingen De controller moet op het waterleidingsysteem worden aangesloten in overeenstemming met NFPA20‐2010 en  tevens op een afvoerleiding.  De wateraansluitingen bevinden zich aan de linkerkant van de controller.  De  aansluiting op de systeemdruk is een mannelijke ½ NPT.  De aansluiting op de afvoer is een spits toelopende  aansluiting voor kunstofslangen.    Elektrische bedrading De elektrische bedrading tussen de stroombroon en de bluspompcontroller moet voldoen aan NFPA 20‐2010,  hoofdstuk 9‐3, NFPA 70 National Electrical Code Article 695 or C22.1 Canadian Electrical Code, Section 32‐200 of  andere nationale codes. De elektrische bedrading moet minimaal 125% van de volledige stroom van de  bluspompmotor aankunnen.    Elektrische aansluitingen Een gelicentieerde elektricien moet toezicht houden op het maken van de elektrische verbindingen. De  dimensietekeningen tonen het deel dat geschikt is voor inkomende stroom en motoraansluitingen. Er mag geen  andere plek worden gebruikt. Alleen waterdichte hubbevestigingen mogen worden gebruikt voor toegang tot de  kast zodat de NEMA‐beoordeling van de kast behouden blijft. De installateur is verantwoordelijk voor adequate  bescherming van de onderdelen van de brandbluspompcontroller tegen metallische steenslag of boorstukjes.  Indien dit niet wordt gedaan kan het personeel letsel oplopen, kan de controller beschadigen en de garantie  ongeldig worden.    Maten Inkomende stroomterminals op de controller zijn geschikt voor bedrading gebaseerd op die selectie met isolatie van minimaal 60°C.
  • Pagina 11: Beschrijvingen Van De Klemmenborden

    Beschrijvingen van de klemmenborden         Aansluitklemmen voor alarmuitgangen (SPDT‐relais, 11:  gemeenschappelijk, 12: normaal gesloten, 14: normaal  geopend):  A  Draaien van motor  B  Stroom beschikbaar (failsafe‐relais)  C  Faseomkering  D  Alarm in pompruimte  E  Motorproblemen  F  Gereserveerd door fabriek    Aansluitklem voor veldingangen (alleen droog contact:  spanningsvrij):  G  Externe handmatige start (NO)  H  Lock‐out (NO)  I  Externe automatische start (NC)  J  Overstromingsventiel (NC)  K  Gereserveerd door fabriek 3 (NO)  L  Flow/Zone Start/Stop (NO)  M  Gereserveerd door fabriek 2 (NO)  N ...
  • Pagina 12: Snelstarthandleiding

    Snelstarthandleiding 1-Het typeplaatje is het belangrijkste label. Dit moet zorgvuldig worden gelezen om te garanderen dat de controller en installatie compatibel zijn met elkaar. 2-Controleer of de controller stevig aan de muur is bevestigd of, optioneel, op de montagestand. 12   ...
  • Pagina 13 3-Zorg dat u gaten voor de aansluitingen met de motor en voeding boort, en dat u de kabel binnen het paneel volgens de specificaties legt om storing met andere apparatuur te verminderen. 4-Controleer en/of installeer de correcte wateraansluitingen voor de waterinvoer en afvoer. De aansluitingen moeten stevig zijn vastgezet.
  • Pagina 14 5-Sluit het ingangsvermogen en de motor op hun respectieve aansluitklemmen aan. Draai de aansluitingen vast met het aanhaalmoment dat op het label met aanhaalmomenten wordt aangegeven en controleer alle aansluitingen. Maak de deur goed vast in de gesloten stand en zet dan de voorziening voor ontkoppeling van de stroomonderbreker in de ON-positie (aan).
  • Pagina 15 7-De pagina 'First Setup' (eerste configuratie) vervangt nu de homepage totdat deze configuratie is uitgevoerd. Ga naar de configuratiepagina en druk op het hangslot om uw autorisatiecode in te voeren. 8-Selecteer de drukeenheden van de controller, start- en einddruk. Controleer of alle andere parameters op de configuratiepagina correct zijn.
  • Pagina 16 9-Als u tevreden bent met de instellingen van de controller, drukt u op de 'Home'-membraanknop en bevestigt u de wijzigingen door op de knop 'Done' (Gereed) te drukken. Als deze knop niet beschikbaar is, zorgt u dat een code met voldoende autorisatie wordt ingevoerd en dat ten minste alle drie de spanningen geldig zijn. 10-Ga door met de downloadstap om het rapport op te slaan.
  • Pagina 17 11-Druk op de homepage-knop om te controleren of de weergegeven waarden correct zijn. 12-De eerste configuratie is nu voltooid. De controller is volledig geïnstalleerd en geconfigureerd. 17   ...
  • Pagina 18: Belangrijkste Kenmerken

      Belangrijkste kenmerken De ViZiTouch   A: Stroom‐LED: Geeft aan dat er stroom beschikbaar is  B: Touch screen:  LCD touch screen in kleur van 4,3 inch   C: Alarm‐LED: Geeft aan dat het alarm actief is  D: USB‐connector voor: Connector van USB‐apparaat die wordt gebruikt voor het downloaden van bestanden,  software‐updates en onderhoudsrapporten.  E: Home‐knop: Voor navigeren naar de homepage.  F: Alarmknop: Voor navigeren naar de alarmpagina. Hiermee kan de gebruiker tevens het geluid van de alarmbel  onderdrukken. Vandaar het kleine symbool van een speaker met een streep erdoor.   G: Config‐knop: Voor navigeren naar de configuratiepagina.  H: Geschiedenisknop: Voor navigeren naar de geschiedenispagina.  I: Startknop: Voor handmatige start van de motor.  K: Stopknop: Voor het handmatig stopzetten van de motor.  L: Testuitvoerknop: Voor het handmatig uitvoeren van een test. Let er bij modellen met een solenoïdeklep op dat  er water door de afvoer stroomt.  M: Contextueel navigatieblok: Gebruikt voor navigatie naar specifieke pagina's. Als het blok actief is, verschijnt er  18   ...
  • Pagina 19: Eerst Configuratie

    een klein pictogram als symbool voor het contextuele navigatieblok in de rechteronderhoek van een pagina. Als u  op het kleine blokpictogram drukt, verschijnt er een menu waarin de specifieke functies van de pijlen wordt  uitgelegd. Op de pagina met de logboeken is het bijvoorbeeld mogelijk om tussen de grafische of tabelstand te  wisselen en door de tabellen of helppagina's te navigeren.  N: Helpknop: De helpknop is contextgevoelig. Dit betekent dat als op de helpknop wordt gedrukt, altijd de  specifieke pagina verschijnt die betrekking heeft op de werkelijke ViZiTouch‐pagina die werd geselecteerd.  O: RS‐485 connector  P: CAN‐busconnector naar IO‐kaarten  Q: USB 2.0‐connector  R: Ethernet‐connector  S: Connector voor thermo‐element van K‐type  T: Alarmbel‐connector    Eerst configuratie Voordat de controller in gebruik wordt genomen, moet deze eerst worden geconfigureerd. Het uitvoeren van de eerste configuratie vormt de enige manier om de homepage te openen en de automatische stand van de controller in te schakelen.
  • Pagina 20: Home

    Home Home (membraanknop) Home   De homepage geeft alle statussen van de controller en de belangrijke waarden van de controller weer. Alle  spanningen, het stroomvermogen, de druk, de motorstaat en ‐status, en alle timers en startprocedures.    De gehele achtergrond wordt rood als er een alarm actief wordt. Deze functie helpt de gebruiker een probleem te  identificeren, zelfs op een aanzienlijke afstand van de controller.    A:  Navigatiebalk met algemene informatie over:  ‐ De taal (u kunt de taal wijzigen door erop te drukken)   ‐ De paginatitel  ‐ De alarmbanner (er kunnen waarschuwings‐ en alarmberichten worden weergegeven)  ‐ De datum en tijd (kan op de configuratiepagina worden aangepast)  ‐ De temperatuur. Dit kan worden veranderd in Celsius of Fahrenheit door erop te drukken.     B: Spanningen. Elk vak vertegenwoordigt de spanning van een individuele fase tussen twee aangrenzende leidingen.   C: Stroom. Elk vak vertegenwoordigt de stroomopname van een individuele fase tussen twee aangrenzende  leidingen.    D: Dit is een vertegenwoordiging van de motorschakelaar. Een animatie toont de schakelaar open of gesloten,  afhankelijk van het signaal dat naar de hoofdspoel is verzonden.  20   ...
  • Pagina 21   E: De elektrische motor. Is grijs als de motor is stopgezet, groen als een 'Motor Run'‐signaal wordt gedetecteerd en  rood als een 'Fail to start' heeft plaatsgevonden. Als de gebruiker op de motor drukt, verschijnt de pagina 'Last  Service Statistics'. Hier worden alle relevante statistische gegevens met betrekking tot de controller bijgehouden,  vanaf de laatste service.    F: Timers. Opeenvolgende starttimer (met vertraging) begint na drukverval te tellen. De motor start alleen als de  druk na het verstrijken van deze timer nog steeds onder het startpunt valt. De timer voor minimale bedrijfsperiode  (zonder vertraging) voor automatische uitschakeling begint te tellen wanneer de stopdruk is bereikt. De pomp stopt  bij het verstrijken van deze timer als de druk nog steeds boven de stopdruk valt. Als er een periodieke test is  geprogrammeerd, wordt de resterende tijd weergegeven. Als een handmatige bedrijfstest is geactiveerd, wordt de  resterende tijd weergegeven.    G: Alarm‐/waarschuwingskennisgeving.  Waarschuwingslampje: Uitroepteken in een geel, rond symbool. Als er geen alarm met de staat ACTIVE (actief) op  de controller aanwezig is en er ten minste één waarschuwing ACTIVE of OCCURRED (opgetreden) aanwezig is, is dit  waarschuwingslampje zichtbaar.     Alarmcontrolelampje: Uitroepteken in een rood driehoeksymbool. Zodra tenminste een alarm de staat ACTIVE of  OCCURRED heeft, begint het alarmcontrolelampje te knipperen.     H: Het motorconfiguratiesymbool toont de bedrading van de motor op de schakelaar(s).  Dit symbool wordt  gebruikt om aan te geven of de motor een startconfiguratie heeft (sterbedrading bijvoorbeeld) of een permanente  bedrijfsconfiguratie (d.w.z. driehoekbedrading).      Permanente driehoekaansluiting met de motor.    Tijdelijke steraansluiting met de motor.    Tijdelijke auto‐transformatoraansluiting met de motor.    Tijdelijke primaire weerstandsaansluiting met de motor.    Tijdelijke solid‐state‐ starteraansluiting met de motor.    Tijdelijke motoraansluiting met gescheiden wikkelingen.    I: Vertegenwoordiging van de oorzaak voor het starten of stoppen van de motor. Een groene capsule geeft aan  waarom de motor draait. Mogelijke keuzes zijn:    EMERGENCY: Handmatig starten van de motor geactiveerd door noodhendel.  ...
  • Pagina 22: Schermbeveiliging

      DELUGE: Automatisch starten van de motor wordt geactiveerd door een overstromingsventiel.    AUTO: Automatisch starten van de motor geactiveerd door drukverval.     REMOTE AUTO: Automatisch starten van de motor wordt geactiveerd door externe instrumentatie.    FLOW: Automatisch starten van de motor wordt geactiveerd door een signaal bij de FLOW/ZONE  START/STOP‐ingang.     HIGH ZONE: Automatisch starten van de motor wordt geactiveerd door een signaal bij de FLOW/ZONE  START/STOP‐ingang.     WEEK TEST: Automatisch starten van de motor wordt geactiveerd door een geplande test.    MANUAL TEST: Automatisch starten van de motor wordt geactiveerd door de testuitvoerknop.    Een rode capsule geeft de reden waarom de motor niet draait, ondanks het feit dat hiertoe een verzoek is  ingediend. Mogelijke keuzes zijn:    LOCK ROTOR CURRENT: Een stroomalarm voor vergrendeling van de rotor op de alarmpagina is nog niet  opgelost en voorkomt dat de motor start.    LOW ZONE: Als de controller voor de onderste zone niet werkt, kan het draaien van de motor niet worden  gestart. Deze functionaliteit is optioneel.    LOCKED: Een vergrendelingssignaal voorkomt het draaien van de motor.    J: De afvoerdrukmeter. Voor een nauwkeurige lezing van de werkelijke systeemdruk. Het rode vak in de  linkerbovenhoek van de meter toont de waarde van het instelpunt voor starten, en het groene vak in de  rechterbovenhoek het instelpunt voor stoppen. Deze waarden worden ook vertegenwoordigd door een rode en  groene streep op de meter, voor een snelle vergelijking tussen de werkelijke druk en de instelpunten. Onderaan de  meter toont een digitale indicator de werkelijke afvoerdruk, die ook door de naald van de meter wordt aangeduid.  Direct rechts van de digitale drukindicator wordt de werkelijke drukeenheid weergegeven. Tenslotte wordt de  maximaal toelaatbare druk ook op de meter weergegeven. De meter wordt dienovereenkomstig geschaald.    K: Weergave van drie statussen met een beschrijving van de primaire configuratie van de controller: Geactiveerd  door druk of bij geen druk, automatische of niet‐automatische controller, handmatig of automatisch uitschakelen.       ...
  • Pagina 23: Alarmen

        Alarmen Alarmen (membraanknop) Alarms Geeft een lijst weer van de op dit moment actieve en opgetreden alarmen. Een alarm wordt ACTIVE genoemd  wanneer de activeringsvoorwaarden geldig blijven. Een alarm wordt OCCURRED genoemd, wanneer de  activeringsvoorwaarde actief is geweest, maar nu niet meer geldt. Alarmen met betrekking tot ernstige problemen  zijn ROOD gekleurd. Alarmen met betrekking tot eenvoudige waarschuwingen zijn GEEL gekleurd. Als u het geluid  van de bel wilt onderdrukken, drukt u op de ALARM‐knop. Het geluid van de bel wordt na het verstrijken van een in  de fabriek ingestelde timerwaarde ook vanzelf onderdrukt. Met het indrukken van de RESET‐knop worden alleen  OCCURRED‐alarmen gereset. Alarmen die eindigen met ** zijn alleen beschikbaar op modellen met omschakelaar.    In de tabel worden systeemgebeurtenissen weergegeven:  ‐ Date en Time: Datum‐ en tijdstempel van het alarm in JJJJ.MM.DD‐indeling  ‐ Message: Het alarmbericht (in het Engels)  ‐ State: (status) OCCURRED of ACTIVE   ‐ Kleurcode:        ‐ Rood: De gebeurtenis is een alarm         ‐ Geel: De gebeurtenis is een waarschuwing     Complete lijst met alarmen:  ‐ Faseomkering bij nominale stroom: Gaat af wanneer de fasenvolgorde op de nominale stroombron niet  overeenstemt met de correcte waarde van de controller. Telkens als een service op de ViZiTouch is  bevestigd, synchroniseert de controller de correcte fasenvolgorde met de volgorde die bij de nominale  stroombron is gedetecteerd.   23   ...
  • Pagina 24   ‐ Faseomkering bij wisselstroom**: Gaat af wanneer de fasenvolgorde op de nominale wisselstroombron niet  overeenstemt met de correcte waarde van de controller. Telkens als een service op de ViZiTouch is  bevestigd, synchroniseert de controller de correcte fasevolgorde met de volgorde die bij de nominale  stroombron is gedetecteerd.    ‐ Faseverlies N1: Dit alarm gaat af als de eerste fase van de nominale stroombronaansluiting niet voldoet aan  de kwalificatiecriteria.     ‐ Faseverlies N2: Gaat af als de tweede fase van de nominale stroombronaansluiting niet voldoet aan de  kwalificatiecriteria.    ‐ Faseverlies N3: Gaat af als de derde fase van de nominale stroombronaansluiting niet voldoet aan de  kwalificatiecriteria.     ‐ Verlies van vermogen: Gaat af wanneer volledig verlies van het nominale vermogen is gedetecteerd.    ‐ Stroomsterkte bij vergrendeling van de rotor: Gaat af wanneer een vergrendelde rotor op het nominale  vermogen is gedetecteerd. Merk op dat zolang dit alarm niet vanuit de alarmpagina is gereset, het niet is  toegestaan de motor op nominaal vermogen te starten.     ‐ Wisselstroomspanning voor vergrendeling van de rotor**: Gaat af wanneer een vergrendelde rotor op  wisselstroom is gedetecteerd. Merk op dat zolang dit alarm niet vanuit de alarmpagina is gereset, het niet is  toegestaan de motor op wisselstroom te starten.    ‐ Motor start niet: Gaat af als er onderstroom van twee fasen wordt opgenomen terwijl de motor zou   moeten draaien. Voordat dit alarm wordt aangegeven, wordt een in de fabriek ingestelde vertraging van 20  seconden gebruikt om de motor voldoende tijd voor het starten te geven.    ‐ Problemen met de omschakelaar**: Gaat af na detectie van een van de volgende onsamenhangende  omschakelaargegevens:   De eindschakelaars van zowel de wisselstroomstand als de nominale stand zijn geactiveerd. Er zijn geen ...
  • Pagina 25   ‐ Storing in massa: Gaat af wanneer de stroominvoerwaarde bij een storing naar massa uitkomt boven de in  de fabriek ingestelde waarde voor een door de fabriek ingestelde vertraging.    ‐ WT CI niet bereikt: Gaat af als de startdruk tijdens een handmatig uitgevoerde test of een wekelijkse  testtimer niet wordt bereikt. Als de startdruk aan het einde van de 255s‐timer nog niet is bereikt, kan de  motor tijdens de test toch worden gestart als de druk ten minste met 5 PSI is gedaald.    ‐ WT‐controle van WT‐solenoïde: Gaat af als de druk tijdens een handmatig uitgevoerde test of de wekelijkse  test niet minimaal 5 PSI daalt. Geeft een storing in de testsolenoïdeklep aan.    ‐ PT‐storing gedetecteerd: Als er een optionele dubbele druksensor is geïnstalleerd, wordt deze storing  geactiveerd als op de twee drukomzetters verschillende waarden worden afgelezen. Er wordt nader  onderzoek geadviseerd om te bepalen wat de oorzaak van de verschillende lezingen is. Merk op dat de  controller altijd de laagste drukaflezing kiest om de werkelijke systeemdruk te bepalen.    ‐ Overdruk: Gaat af als de analoge aflezing van de afvoerdruk uitstijgt boven het instelpunt voor overdruk op  de pagina voor de afvoerdruksensor.    ‐ Onderdruk: Gaat af als de analoge aflezing van de afvoerdruk daalt tot onder het instelpunt 'Under  Pressure' op de pagina voor de afvoerdruksensor.    ‐ Lage aanzuigdruk: Gaat af als de analoge aflezing van de aanzuigdruk daalt tot onder het instelpunt voor  lage aanzuigdruk op de pagina voor de aanzuigdruksensor.    ‐ Start forceren bij stroming: Gaat af als een extern contact de ingang van een debietschakelaar activeert of  als de analoge aflezing van de stroming is ingeschakeld en uitstijgt boven de door stroming geforceerde  start van het debietinstelpunt op de pagina van de debietsensor.    ‐ Lage reservetemperatuur: Gaat af als de analoge aflezing van de reservetemperatuurinvoer is ingeschakeld  en lager daalt dan het instelpunt voor lage reservetemperatuur op de pagina 'Spare temperature'‐sensor.   ...
  • Pagina 26   ‐ Io_expX‐inX alarm: Gaat af als de specifieke programmeerbare invoerwaarde voor de uitbreiding op de  specifieke uitbreidingskaart is ingeschakeld en wordt geactiveerd.    ‐ Hoge motortemperatuur: Gaat af wanneer het optionele contact voor hoge motortemperatuur is  geactiveerd.    ‐ Hoge motortrillingen: Gaat af wanneer het optionele contact voor hoge motortrillingen is geactiveerd.    ‐ Lage omgevingstemperatuur: Gaat af wanneer de omgevingstemperatuur onder de in de fabriek ingestelde  waarde komt (5 °Celsius).    ‐ Hoge omgevingstemperatuur: Gaat af wanneer de omgevingstemperatuur boven de in de fabriek  ingestelde waarde komt (40 °Celsius).    ‐ Regelspanning niet gezond: Gaat af wanneer het 24 VAC ingangsvermogen naar de IO‐kaarten onder het  aanvaardbare functionele bereik komt.    ‐ Storing in softstarter: Gaat af wanneer er een storing in een solid‐state‐starter optreedt (alleen bij GPS‐ modellen).    ‐ Motorproblemen: Gaat af wanneer een alarm met betrekking tot de motor aanwezig is (te hoge  stroomsterkte, onderstroom, start niet of storing naar massa).     ‐ Pompruimte‐alarm: Gaat af wanneer een alarm met betrekking tot de pompruimte aanwezig is (te hoge  spanning, onderspanning, fase‐onbalans).    ‐ Debietmeter aan: Gaat af wanneer de invoerwaarde van de optionele debietmeter is geactiveerd.     ‐ Communicatiefout met elektrische IO: Gaat af als de communicatie met de elektrische IO‐kaart gedurende ...
  • Pagina 27: Configuratie

      Configuratie Config (membraanknop) Config Configuratie van alle basisconfiguratieparameters.    De hoofdconfiguratiepagina biedt een snelle manier om de meestgebruikte instellingen te wijzigen. Het  hangslotsymbool geeft het huidige autorisatieniveau aan. Een dicht hangslotsymbool geeft aan dat alleen  basisinstellingen kunnen worden gewijzigd. Druk op het hangslotsymbool voor het invoeren van een  autorisatiecode om aanvullende instellingen te ontgrendelen. Een geopend hangslotsymbool met een  autorisatienummer geeft aan dat bepaalde instellingen zijn ontgrendeld. Druk nogmaals op het hangslotsymbool als  u klaar bent met uw wijzigingen.     Toegangsniveau 0:        ‐De knop 'Advanced' activeert de geavanceerde configuratiepagina's.    ‐Als u de datum en tijd wilt aanpassen, drukt u op de klok. Zie de pagina 'Datum en tijd' voor meer informatie.    Toegangsniveau 1:      In het linkervak kunnen de belangrijkste drukparameters worden ingesteld.  ‐ Aanpassing van de drukaflezing 'Units' (maateenheden): PSI, kPa, bar, FoH, mH20   ‐ Maximale druk van het systeem (tussen de waarde voor stoppen en 9999)   27   ...
  • Pagina 28: Pagina Met Het Numerieke Toetsenblok

    ‐ Aanpassen van druk voor stopzetten (tussen de waarde voor stoppen en de waarde van de maximale druk). Deze  waarde moet worden ingesteld voordat u de startdrukwaarde configureert.  ‐ Aanpassen van startdrukwaarde (tussen 0 en stopdrukwaarde)    Het middelste vak is voor het instellen van de parameters die betrekking hebben op de verschillende tests. Als u de  wekelijkse test wilt activeren, drukt u op het witte vierkant aan de linkerkant van de frequentie voor de wekelijkse  test. Het vierkant wordt na activering groen. De 'Weekly Test Frequency' is het tekstveld rechts van de vierkante  activeringsknop. Als u hierop drukt, biedt een selectieblok drie keuzen voor de frequentie van de periodieke test:  'Weekly Test' 'Bi‐Weekly Test' en 'Monthly Test' (wekelijks, tweewekelijks en maandelijks).    De volgende serie parameters is het periodieke testschema dat bestaat uit drie bewerkbare velden. Het eerste veld  is de weekdag en de tijd, in uur en minuten. Druk gewoon op de relevante knop om deze waarden  dienovereenkomstig in te stellen. Het volgende bewerkbare veld net daaronder is de duur van de periodieke test in  minuten. Het laatste deel van het middelste vak is de duur van de handmatige 'Run Test' (test uitvoeren) met als  label de 'Run Test'‐symboolknop zoals op het membraan te zien is. Druk op de knop om de waarde voor de duur  van de handmatig uitgevoerde test te wijzigen.    In het onderste vak kunt u de automatische uitschakeling activeren en wordt de duur van de 'Run Period Timer'  (timer voor de bedrijfsperiode) weergegeven. Als u de 'Run Period Timer' wilt wijzigen, raadpleegt u de pagina  'Timers' op de pagina's voor de geavanceerde configuratie.    Pagina met het numerieke toetsenblok Het numerieke toetsenblok wordt telkens geactiveerd wanneer de gebruiker op een wit vierkant drukt waarin een nummer kan worden ingesteld.
  • Pagina 29: Datum- En Tijdpagina

    Datum- en tijdpagina U kunt de datum en tijd configureren door het selecteren van de huidige maand en het jaar met behulp van de pijltoetsen aan beide kanten van het 'Month-Year'-scherm. Selecteer de dag van de maand door de werkelijke dag te kiezen.
  • Pagina 30: Pagina Aanmelden Gebruiker / Toetsenbord

    Pagina Aanmelden gebruiker / toetsenbord Aanmelden gebruiker / toetsenbord: Op deze pagina kan de gebruiker zich aanmelden op een hoger beveiligingsniveau door middel van het invoeren van een wachtwoord. Als het wachtwoord geldig is, wordt het tekstveld groen. Als het wachtwoord echter ongeldig is, wordt het tekstveld rood.
  • Pagina 31: Pagina Voor Geavanceerde Configuratie

    Pagina voor geavanceerde configuratie Config > Advanced Deze pagina vormt het portaal naar alle geavanceerde configuratieparameters van de ViZiTouch. Alle pagina's voor timers, sensors, fabrieksinstellingen, software-updates, onderhoudsvertegenwoordigers en debugging kunnen eenvoudig worden geopend door op de bijbehorende knoppen te drukken. Aangezien twee van de analoge ingangen gebruik maken van dezelfde fysieke connector, kan slechts één ervan tegelijkertijd worden geïnstalleerd.
  • Pagina 32 De meestvoorkomende timers kunnen hier worden geconfigureerd. Merk op dat bij timers die op 0 zijn ingesteld,  de vertraging in het besluitvormingsproces wordt verwijderd.    Toegangsniveau 1:         ‐  Starten en stoppen van de motor:   Het instelpunt van de timer voor de startprocedure zorgt voor een vertraging, in seconden, bij het  automatisch starten van de motor.  De bedrijfsperiodetimer zorgt voor een vertraging, in minuten, bij het stopzetten van de motor wanneer de  oorzaak voor de automatische start van een met automatische stopzetting geconfigureerde controller is  teruggekeerd naar normaal en er geen andere startoorzaken aanwezig zijn.  ‐ Timer voor onderdruk aan: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm voor onderdruk, indien  gebruikt.  ‐ Timer voor te hoge druk aan: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm voor te hoge druk, indien  gebruikt.  ‐ Timer voor alarm bij lage aanzuigdruk aan: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm voor lage  aanzuigdruk, indien gebruikt.  ‐ Timer voor alarm bij laag peil aan: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm bij laag peil, indien  gebruikt.  ‐ Timer voor alarm bij hoog peil aan: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm bij hoog peil, indien  gebruikt.  ‐ Lage reservetemperatuur: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm bij lage reservetemperatuur,  indien gebruikt.  ‐ Start forceren bij stroming: Tijdsvertraging voor de activering van het alarm voor het forceren van de start  bij stroming, indien gebruikt.    Toegangsniveau 2:   ‐ Overgangstimer: Om in te stellen hoe lang een motor in de bedradingsconfiguratie voor tijdelijk starten  blijft. Wanneer de timer is geëindigd, wordt de motor in een driehoek bedraad.  32   ...
  • Pagina 33: Kalibratie Van De Spanning

    Kalibratie van de spanning Config > Advanced > Voltage Voor het kalibreren van het spanningssensorelement van een stroombron voert u de 3‐fasespanningen in volgens  de aflezingen op een gekalibreerde meter en drukt u vervolgens op Compute (berekenen). Als het gaat om een  model met omschakelaar moeten op dezelfde manier 3 aanvullende spanningen worden gekalibreerd.      33   ...
  • Pagina 34: Kalibratie Van De Stroomsterkte

    Kalibratie van de stroomsterkte Config > Advanced > Current Voor het kalibreren van een bepaald stroomsensorelement voert u de huidige waarde in volgens de aflezing van  een gekalibreerde meter en drukt u op Compute (berekenen). Druk voor de beste resultaten op de ZERO‐knop als er  voor het kalibreren geen stroom door het sensorelement wordt gevoerd.    Uitbreidingskaart voor ingangen/uitgangen 1-2-3-4 Config > Advanced > IO Expansion 1-2-3-4 34   ...
  • Pagina 35 Op deze pagina configureert u zowel de programmeerbare ingangen als de uitgangen die op de IO‐uitbreidingskaart  beschikbaar zijn. De twee knoppen helemaal links wisselen tussen het ingangs‐ en uitgangsdeel van de pagina. Daar  net naast worden twee vierkante knoppen met het label '+' en '‐' gescheiden door een getal waarmee de werkelijke  geselecteerde ingang/uitgang wordt aangeduid.  Met behulp van de knoppen '+ / ‐' kunt u hier gemakkelijk tussen  navigeren.    Uitgang:  De configuratie wordt uitgevoerd door het indrukken van het vierkant naast een van de benodigde signalen. Het  vierkant wisselt tussen het symbool BLANK (geen), NO (normaal open) en NC (normaal dicht). U kunt de gewenste  configuratie hiermee kiezen. Boven alle beschikbare uitgangssignalen is het mogelijk om de ingangen van de  uitbreidingskaart op dezelfde manier en in elke gewenste combinatie aan de geselecteerde uitgang te koppelen. De  definitieve staat van het uitgangssignaal is een logische 'OR'‐combinatie van alle geselecteerde signalen.    Invoer:  De ingangspagina bestaat uit drie elementen: het digitale tekstveld, het alarmbelsymbool en het alarmsymbool. Elk  hiervan kan worden in‐ of uitgeschakeld. De eerste stap is op het vierkant naast het tekstveld te drukken om het  beheer van het ingangssignaal te activeren. Druk vervolgens op het tekstveld om het toetsenbord weer te geven,  zodat u gemakkelijk een aangepaste digitale tekstaanduiding kunt schrijven. Er zijn maximaal 20 tekens toegestaan.  Zie de helppagina over het toetsenbord voor meer informatie. Als het alarmbelsymbool is ingeschakeld, activeert  het ingangssignaal de alarmbel. Als het alarmsymbool is ingeschakeld, wordt het ingangssignaal behandeld als  alarm. Anders als waarschuwing. Net als op de uitgangspagina zorgen de knoppen '+ / ‐' voor gemakkelijke navigatie  door alle beschikbare ingangen op de uitbreidingskaart.    35   ...
  • Pagina 36: Pagina Voor Het Bijwerken Van Programma's

    Pagina voor het bijwerken van programma's Deze procedure is uiterst belangrijk en moet met zorg worden uitgevoerd. Zorg dat u voor het gebruik van de  functie 'Update Software' contact opneemt met de fabriek.    Zo zorgt u dat het bijwerken van het programma goed verloopt:  ‐Zorg dat de USB‐stick te allen tijde tijdens de procedure is aangesloten.  ‐De ViZiTouch mag tijdens het bijwerken van de software niet worden uitgeschakeld.  ‐Zorg dat de procedure helemaal is afgerond voordat u de USB‐stick verwijdert. De ViZiTouch wordt automatisch  opnieuw gestart.    Alle actieve logboeken, gegevens en configuraties worden niet door software‐updates beïnvloed. Zodra de  software‐update klaar is, wordt de normale werking van de controller hervat.    Fabrieksinstellingen Config > Advanced > Factory Settings 36   ...
  • Pagina 37 De fabrieksinstellingen zijn altijd in de fabriek vooraf geconfigureerd en regelen de hoofdparameters van de  controller.  De meeste instellingen op deze pagina kunnen alleen worden gewijzigd door een erkende Tornatech‐ werknemer en worden beschermd door een wachtwoord op niveau 8.    Automatische controller ‐ Niet‐automatische controller: Een automatische controller reageert op automatische  startverzoeken zoals een drukomzetter, drukschakelaar, overstromingsventiel of externe automatische  startactivering. Een niet‐automatische controller start de motor alleen na een handmatig verzoek.    Drukgeactiveerd ‐ Niet‐drukgeactiveerd: Op een door druk geactiveerde controller is tenminste een drukomzetter  geïnstalleerd en de systeemdruk wordt te allen tijde bewaakt. Bij een automatische controller wordt de motor  gestart na drukverval.    Enable/Disable – Ground Fault: De optie 'Ground Fault' wordt in de fabriek geïnstalleerd en schakelt de visuele  indicatie bij een storing naar massa in of uit.    'Reset to Factory Settings': Deze knop stuurt door naar de pagina met fabrieksinstellingen. Dit is een ingrijpende  bewerking die met zorg moet worden gebruikt en alleen als eerst contact met de fabriek is opgenomen. Zie de help  bij 'Resetten tot fabrieksinstellingen' voor meer informatie.  37   ...
  • Pagina 38   Voltage: Nominale spanning van de controller.    FLC: Volledige stroombelasting van de motor.    LRC: Stroombelasting bij vergrendeling van de rotor in de motor. Als deze waarde niet wordt gespecificeerd, wordt  deze automatisch ingesteld op zes keer de waarde van FLC.    Phase: Aantal fasen van het ingangsvermogen.    Frequency: Frequentie van het ingangsvermogen.    Transition Timer: Om in te stellen hoe lang een motor in de bedradingsconfiguratie voor tijdelijk starten blijft.  Wanneer de timer is geëindigd, wordt de motor in een driehoek bedraad.    Starter: Configuratie van de motorstarter. Deze waarde is alleen‐lezen.    Serial: Serienummer van de controller. Deze waarde is alleen‐lezen.    Model: Modelnummer van de controller. Deze waarde is alleen‐lezen.    Program: Programmaversie van de ViZiTouch. Deze waarde is alleen‐lezen.    Phase Loss: Stelt de waarde in op een percentage van de nominale spanning. Als de spanningsaflezing van een fase  lager is, wordt het/de bijbehorende alarm/waarschuwing geactiveerd.    Phase Unbalanced: Stelt de waarde in op een percentage van de nominale spanning. Als het verschil tussen de  spanningsaflezingen van twee fasen hoger is dan dit interspatiepercentage, wordt het alarm / de waarschuwing  geactiveerd.    Overvoltage: Stelt de waarde in op een percentage van de nominale spanning. Als de spanningsaflezing van een  fase hoger is, wordt het alarm / de waarschuwing geactiveerd.    Undervoltage: Stelt de waarde in op een percentage van de nominale spanning. Als de spanningsaflezing van een  fase lager is, wordt het alarm / de waarschuwing geactiveerd.    Fail to Start: Stelt de waarde van de volledige stroombelasting van de motor (FLA) en de bijbehorende vertraging in  als percentage. Als de motor zou moeten draaien en de stroomaflezing lager is dan dit percentage van de FLA,  wordt het alarm / de waarschuwing aan het einde van de geprogrammeerde vertraging in seconden geactiveerd.    Ground Fault: Configureert de waarde en bijbehorende vertraging in ampère. Als de stroomaflezing van de storing ...
  • Pagina 39   Higher Zone Enable Delay: Vertraging, in seconden, waarna een signaal voor het draaien van de motor naar een  controller in een hogere zone wordt gestuurd. Deze optie wordt alleen gebruikt wanneer een serie controllers is  geïnstalleerd.    Lower zone Request Maintain: Vertraging, in seconden, dat een verzoek voor het draaien van de motor naar een  controller in een lagere zone wordt gehandhaafd wanneer alle startoorzaken zijn teruggekeerd naar normaal. Deze  optie wordt alleen gebruikt wanneer een serie controllers is geïnstalleerd.    Soft Starter Bootup Time: Tijdsvertraging voor de solid‐state‐starter na inschakeling van de controller en voordat  een storingssignaal wordt bewaakt.    LCD Backlight Dim Timer: Hoe lang het scherm van de ViZiTouch inactief moet zijn voordat het beeld vervaagt. Deze  optie is bedoeld om de duurzaamheid van de achtergrondverlichting van het scherm te behouden. De optie is in de  fabriek geprogrammeerd op 5 minuten.    LCD Backlight Turn Off Timer: Hoe lang het scherm van de ViZiTouch inactief moet zijn voordat het scherm helemaal  wordt uitgeschakeld. De optie is in de fabriek geprogrammeerd op 5 minuten.    De timer voor inactiviteit begint af te tellen als er geen 'gebruikersacties' op het scherm of het membraan worden  gedetecteerd, de motor niet draait en er geen alarmen 'ACTIVE' zijn. Zodra aan een van deze voorwaarden is  voldaan, wordt de timer voor inactiviteit gereset.    Low Ambient Temperature: Instelpunt voor het alarm bij een lage omgevingstemperatuur.    High Ambient Temperature: Instelpunt voor het alarm bij een hoge  omgevingstemperatuur.    Calibrate touch screen: Deze knop kan worden gebruikt om het touch screen van de ViZiTouch opnieuw te  kalibreren, in het geval dat de reactie op het indrukken van knoppen niet klopt.        39   ...
  • Pagina 40: Pagina Voor Reset Van De Fabrieksinstellingen

    Pagina voor reset van de fabrieksinstellingen Op deze pagina wordt de ViZiTouch teruggesteld op de oorspronkelijke fabrieksconfiguratie, zodat alle  opeenvolgende configuraties die tijdens de looptijd van de controller zijn uitgevoerd, worden gewist.    Deze procedure mag alleen worden gebruikt als laatste poging om de controller in bruikbare staat terug te brengen.    Gebruikersniveau 2:    De 'RESET'‐knop wordt alleen geactiveerd (blauwe kleur) als er geen vierkante knoppen in de linkerkolom zijn  geactiveerd én als de 'Last Saved Settings' in de rechterkolom niet zijn geactiveerd. Een gebruiker met  beveiligingsniveau 2 kan alleen een reset van de 'Factory Settings' en/of de 'Additional Settings' in de rechterkolom  uitvoeren.    Met de reset van de 'Factory Settings' wordt de controller teruggebracht naar de oorspronkelijke  fabrieksconfiguratie en onderhoudsstaat. Dit betekent dat het eerste onderhoud ongedaan wordt gemaakt, en dat  de automatische modusinstellingen en de 'Homepage' van de controller zijn uitgeschakeld totdat het 'Eerste  onderhoud' weer is uitgevoerd. Zie de 'Snelstarthandleiding' voor meer informatie over het uitvoeren van de eerste  configuratie en het invullen van het rapport voor de veldovernametest.     Merk op dat alle logboeken, pompkrommen en statistische gegevens niet worden gereset.     Met de reset van de 'Additional Settings' wordt de controller bijgewerkt met een aanvullende configuratie die door  de fabrikant aan u wordt verzonden. Met deze optie wordt geen complete 'Factory Reset' uitgevoerd. Het doel van  deze optie is het mogelijk maken van een update van configuratievariabelen die alleen door Tornatech Inc kunnen  worden bijgewerkt.    Alle andere vierkante knoppen op deze pagina hebben beveiligingsniveau 9 en kunnen alleen worden gebruikt door  gecertificeerde Tornatech‐vertegenwoordigers, tenzij anders gespecificeerd. Het eerste vierkant in de  linkerbovenhoek voert de functie 'Select all' voor deze parameters uit.      40   ...
  • Pagina 41: Onderhoudspagina

    Onderhoudspagina Config > Advanced > Service Het Tornatech Inc.‐visitekaartje wordt standaard in het linkerbovendeel weergegeven. Dit logo kan door de  onderhoudsleverancier worden veranderd in een aangepast beeld. Het logo moet worden gecreëerd door  Tornatech Inc., verzonden naar de onderhoudsleverancier en gekopieerd naar een USB‐stick. Een gebruiker met  beveiligingsniveau 1 kan het beeld bijwerken door op het Tornatech‐logo te drukken wanneer de USB‐stick met het  visitekaartje in de USB‐poort is gestoken. Neem voor meer informatie contact op met de fabriek.     Het vak rechts van het visitekaartje heeft betrekking op de 'pompkromme'. Met de ViZiTouch kunnen tot 10  verschillende krommen worden vastgelegd. Hier worden de datum en tijd van de als laatste vastgelegde  pompkromme weergegeven. Met de 'NEW'‐knop kan de gebruiker een nieuwe pompkromme vastleggen. Als de  gebruiker op deze knop drukt, wordt hij of zij doorgestuurd naar de pagina 'New Pump Curve'. Zie het helpgedeelte  'Nieuwe pompkromme' voor meer informatie over het vastleggen van een nieuwe pompkromme.    Onderaan het scherm ziet de gebruiker zowel de datum van het als laatste uitgevoerde onderhoud als de datum  van de volgende onderhoudsbeurt     Toegangsniveau 1:    ‐ Wijzig de periode voordat het volgende onderhoud wordt uitgevoerd door op het witte vak tussen de datum 'Last  Done' en 'Next On' te drukken. De datum 'Next On' wordt automatisch aangepast op basis van de geselecteerde  periode en de datum van de laatste onderhoudsbeurt.    Wanneer het gewenste onderhoud is uitgevoerd, moet de gebruiker op de knop 'Service Done' drukken om de  onderhoudsbeurt te bevestigen en af te sluiten.        41   ...
  • Pagina 42: Nieuwe Pompkromme

    Nieuwe pompkromme Service > New Pump Curve De procedure 'New Pump Curve' van de onderhoudsleverancier    Op deze pagina kan de gebruiker een pompkromme creëren. Onderaan het scherm zijn 3 knoppen te vinden:    ‐ Reset: Wist de gegevens van de pompkromme in voortgang.  ‐ Auto: Gebruikt de benodigde omzettertypen voor het creëren van de pompkromme (afvoerdruk en aanzuigdruk,  debietsensor moet zijn geïnstalleerd).  ‐ Save: Slaat de pompkromme op en werkt de pompkromme in chronologische volgorde bij, in overeenstemming  met de weergave op de pagina 'History > Pump Curves'.    De eerste regel van de legenda geeft de systeemeenheden voor elke kolom weer. De tweede rij in de legenda  beschrijft de weergegeven parameters en in de derde regel verschijnt de werkelijke waarde van deze parameters,  zodat dit in één oogopslag zichtbaar is. De navigatiebalk rechts van de tabel zorgt dat de gebruiker omlaag gaat in  de tabel, tot en met het 10  punt. De nieuwe pompkrommegegevens worden ongeldig als de eenheden van de  drukstroming tijdens de invoerprocedure veranderen of als er geen stromings‐ of drukgegevens worden ingevoerd.  Druk in dat geval op de resetknop. U moet de Save‐knop gebruiken om de pompkromme in het geheugen van de  ViZiTouch vast te leggen.    ‐ Pdis: Afvoerdruk  ‐ Psuc: Aanzuigdruk  ‐ Pnet: De nettodruk wordt berekend door het aftrekken van de aanzuigdruk van de afvoerdruk. In de handmatige  modus moet dit handmatig worden ingevoerd.  ‐ Flow: Stroming  ‐ Volt: Spanning van de pomp  ‐ Current: Stroomsterkte van de pomp    'Handmatige modus'  Voor het handmatig creëren van een pompkromme moeten er eerst gegevens in de eerste en opeenvolgende rijen  worden ingevoerd. Er zijn in totaal 10 rijen beschikbaar, maar er is geen minimaal vereiste voor het creëren van een  kromme. Meer rijen zorgen natuurlijk wel voor verbeterde nauwkeurigheid.      De gebruiker moet elke volgende waarde in elke kolom invoeren voor maximale informatie, leesbaarheid en  42 ...
  • Pagina 43: Modus Voor Automatische Pompkromme Uitgeschakeld

    toekomstige verwijzing. Het is mogelijk snel een pompkromme te maken, maar dit wordt niet aanbevolen  aangezien toekomstige verwijzingen dan minder nauwkeurig zijn. Vul in dat geval alleen de waarden voor Pnet en  de stroming in.  De eerste rij met gegevens moet de 'stroming' op 0 instellen en de laatste rij met gegevens moet  een Pnet van 0 hebben. Deze waarden zorgen dat de pompkromme voor alle drukwaarden en stromingen volledig  op de grafiek wordt vertegenwoordigd.    Wanneer het benodigde aantal punten is ingevoerd, drukt u op de 'Save'‐knop om de pompkromme vast te leggen  en deze pagina af te sluiten. U wordt doorgestuurd naar de pagina 'History > Pump Curve'.    'Automatische modus'  Als u automatisch een pompkromme wilt creëren, moeten de afvoerdrukmeter, de aanzuigdrukmeter en de  debietmeter op de controller zijn geïnstalleerd.  ‐Druk op de 'Auto'‐knop.  ‐Er wordt een serie validaties uitgevoerd om te controleren of alle gegevens geldig zijn.  ‐Na beëindiging van een vooraf vastgestelde timer verzamelt de ViZiTouch alle gegevens van alle sensors en wordt  de eerste rij in de tabel van de pompkromme ingevuld. De druk moet worden gestabiliseerd voordat de monsters  kunnen worden genomen. De Pnet‐druk wordt berekend.  ‐De ViZiTouch laat de alarmbel dan even rinkelen, zodat de gebruiker erop wordt gewezen dat de druk moet dalen.  Zodra de druk weer is gestabiliseerd, verzamelt de ViZiTouch de tweede rij met waarden.  ‐Deze automatische procedure blijft doorgaan totdat de afvoerdruk bijna nul is.  ‐De ViZiTouch verzamelt dan de laatste rij met monsters en eindigt dan de verwerving van gegevens in de  automatische modus.  ‐Het is te allen tijde mogelijk de vastgelegde waarden te resetten en de procedure in de automatische modus van  begin af aan te starten.  ‐Druk op de 'Save'‐knop om de pompkromme vast te leggen en deze pagina af te sluiten. De gebruiker wordt  doorgestuurd naar de pagina 'History > Pump Curve'.    Modus voor automatische pompkromme uitgeschakeld De automatische pompkromme is uitgeschakeld omdat er drie sensors moeten worden geïnstalleerd. De drie sensorknoppen zijn voor snelle navigatie aan de bijbehorende sensorpagina gekoppeld.
  • Pagina 44: De Sensorpagina's

    De sensorpagina's 44   ...
  • Pagina 45 In de ViZiTouch verwijzen alle sensors naar de analoge ingangconnectors op de I/O‐kaart. Ze hebben alle  gelijksoortige instellingen en configuraties.    Selectie van 'Installed' (beveiligingsniveau 2): Installeer of verwijder deze sensor via de ViZiTouch‐configuratie.    Discharge Pressure: Ga naar de pagina 'Config' om de eenheid van de systeemdruk in te stellen. Als drukomzetters  delen dezelfde eenheid.  De 'Source'‐knop (4 keuzemogelijkheden): (beveiligingsniveau 2)  ‐ None: Er is geen drukomzetter of drukschakelaar geïnstalleerd.   ‐ PT1 (standaard fabrieksinstelling): Alleen aansluitklem AI1‐PT1 op het 'T'‐klemmenbord is ingeschakeld.     ‐ PT2: Alleen aansluitklem AI2‐PT2 op het 'T'‐klemmenbord is ingeschakeld.    ‐ AUTO (in de fabriek geïnstalleerde optie): AI1‐PT1 en AI2‐PT2 zijn geïnstalleerd en geschakeld als dubbel  (overbodig) systeem. De ViZiTouch houdt bij de verwijzing altijd rekening met de laagste van de twee drukwaarden.  Er worden aanvullende alarmen, zoals 'PT fault detected' ingeschakeld. Dit alarm gaat af wanneer de twee  omzetters waarden leveren die een verschil van meer dan een vooraf bepaalde driehoekwaarde aangeven. De  ViZiTouch neemt nooit een beslissing over in welke omzetter de storing optreedt. Er wordt alleen aangegeven dat  er een probleem in een van de omzetters is opgetreden.  De onderhoudsleverancier moet beide omzetters testen  om uit te zoeken in welke omzetter de storing is opgetreden.    45   ...
  • Pagina 46 Suction Pressure: Ga naar de pagina 'Config' om de eenheid van de systeemdruk in te stellen. Als drukomzetters  delen dezelfde eenheid.  De sensor voor de aanzuigdruk deelt dezelfde analoge ingang (AI4‐W‐S) als de sensor voor het waterpeil. Er kan  slechts één van deze sensors tegelijkertijd zijn geïnstalleerd. Voor de installatie van een van de sensors moet de  installatie van de andere sensor ongedaan worden gemaakt door middel van de bijbehorende sensorpagina.    Flow: De debietsensor deelt dezelfde analoge ingang (AI3‐Q‐T) als de sensor voor de reservetemperatuur. Er kan  slechts één van deze sensors tegelijkertijd zijn geïnstalleerd. Voor de installatie van een van de sensors moet de  installatie van de andere sensor ongedaan worden gemaakt door middel van de bijbehorende sensorpagina.    De 'Unit'‐knop bevindt zich rechts van de 'Installed'‐selectie. Druk op het vak om de relevante 'Flow'‐eenheid te  selecteren. De vooraf in de fabriek bepaalde eenheid is GPM.    Flow Start:  ‐ Schakel de 'Flow Start'‐voorwaarde in of uit door op het vierkant te drukken. Als dit alarm wordt ingeschakeld,  wordt de motor tevens gestart door middel van een 'FLOW'‐verzoek.  ‐ Alarmbelsymbool: Activeert de bel wanneer een 'Flow Start' optreedt.  ‐ Alarmsymbool: Als deze optie wordt geselecteerd, wordt de 'Flow Start'‐gebeurtenis beschouwd als alarm. Als de  optie niet is geselecteerd, gaat het in plaats daarvan om een waarschuwing.  ‐ Waarde: Stromingswaarde waarop de 'Flow Start'‐gebeurtenis van staat verandert.  ‐ Timer aan: De timer wordt gebruikt voor het vormen van een buffer voor de activering van het 'Flow Start'‐signaal  door de ViZiTouch.    Water Level: De 'Water Level'‐sensor deelt dezelfde analoge ingang (AI4‐W‐S) als de sensor voor de aanzuigdruk. Er  kan slechts één van deze sensors tegelijkertijd zijn geïnstalleerd. Voor de installatie van een van de sensors moet de  installatie van de andere sensor ongedaan worden gemaakt door middel van de bijbehorende sensorpagina. De  'Water Level'‐sensor biedt geen selectie van de eenheid, aangezien het waterpeil als percentage wordt  bijgehouden.    Spare Temperature: De 'Spare Temperature'‐sensor deelt dezelfde analoge ingang (AI3‐Q‐T) als de debietsensor. Er  kan slechts één van deze sensors tegelijkertijd zijn geïnstalleerd. Voor de installatie van een van de sensors moet de  installatie van de andere sensor ongedaan worden gemaakt door middel van de bijbehorende sensorpagina. De  'Unit'‐knop bevindt zich rechts van de 'Installed'‐selectie. Druk op het vak om de relevante 'Spare Temperature'‐ eenheid te selecteren. De vooraf in de fabriek bepaalde eenheid is graden Celsius.    Fuel Level (alleen GPD‐model): De 'Fuel Level'‐sensor biedt geen selectie van de eenheid, aangezien het  brandstofpeil als percentage wordt bijgehouden.    De kalibratiemethode is voor alle sensors hetzelfde.    CALIBRATION: ...
  • Pagina 47 HULPDRAAD VERPLAATST DAT DE CONTROLLER VOLLEDIG IS UITGESCHAKELD. DIT IS INCLUSIEF ONTKOPPELING  VAN DE GELIJK‐ EN WISSELSTROOM. De hulpdraad kan worden geplaatst op '5Vdc', '12Vdc' en 'Vaux' en  vertegenwoordigt de waarde van het gelijkstroomvermogen van de sensor. De in de fabriek vooraf bepaalde stand  is '5Vdc'. Als een geïnstalleerde sensor een vermogenswaarde van '5Vdc' heeft, moet de theoretische kalibratie van  '0‐10V' dienovereenkomstig worden berekend. Neem contact op met de fabrikant voor meer informatie.    ‐ 4‐20mA: Theoretische kalibratie met 4‐20mA‐sensor. Voer eenvoudig een waarde bij de systeemdrukeenheid voor  4mA in, en een andere waarde voor 20mA.  De hierboven uitgelegde procedure is ook in dit geval van toepassing.    ‐Veldkalibratie: Dit is de vooraf in de fabriek bepaalde methode en de enige procedure die een werkelijke kalibratie  bevat. Wanneer deze kalibratiemethode wordt geselecteerd, wordt het vak 'Calibration' in het onderste gedeelte  van de sensorpagina gegenereerd. Het is van belang dat de bijbehorende instelling van de DIP‐schakelaar en de  stand van de hulpdraad met dezelfde zorg worden geselecteerd. Zie het '0‐10V'‐gedeelte hierboven.  1. Er zijn twee werkelijke punten (laag en hoog) nodig.  2. Stel het laagste punt in (meestal 0).   3. Druk op de 'Read'‐knop aan de linkerkant.  4. Druk op het rechthoekige tekstveld aan de linkerkant en voer de waarde in die op de externe gekalibreerde  meter is afgelezen.  5. Stel een hoog punt in (de hoogst mogelijke waarde heeft meestal de beste kalibratie als resultaat).  6. Druk op de 'Read'‐knop aan de rechterkant.  7. Druk op het rechthoekige tekstveld aan de rechterkant en voer de waarde in die op de externe gekalibreerde  meter is afgelezen.  8. Druk op de 'Compute'‐knop (berekeningsknop) om de kalibratie te voltooien. Als de instellingen niet correct zijn,  blijft de berekeningsknop rood gekleurd. Als de instellingen correct zijn, wordt de knop blauw. De resulterende  gemeten waarde wordt in de rechteronderhoek van het sensorvak weergegeven.    ‐ Aan/uit: Gebruik de ingang met een droge contactsensor, bijvoorbeeld een vlotterschakelaar. De enige parameter  die voor deze methode wordt ingesteld, is de keuze tussen NO/NC. Dit houdt in dat er een selectie wordt gemaakt  tussen een schakelaar die normaal gesproken open of dicht is. Druk op de 'Apply'‐knop (toepassen) om de kalibratie  te bevestigen.    Het gedeelte 'Alarms' (beveiligingsniveau 1):    Met de 'DRY'‐knop wordt de ingang voor het droge contactpunt op de IO‐kaart ingeschakeld. Inschakeling van deze  optie levert twee standen op: 'normaal‐open' (NO) of 'normaal‐gesloten' (NC). Elke modus wordt vertegenwoordigd  door de standaard NO/NC‐symbolen.    ‐ U kunt de / het bijbehorende alarm / waarschuwing in‐/uitschakelen door op het vierkant te drukken.  ‐ Alarmbelsymbool: Activeert de bel wanneer deze voorwaarde optreedt.  ‐ Alarmsymbool: Als deze optie wordt geselecteerd, wordt het optreden van deze voorwaarde beschouwd als  alarm. Als de optie niet is geselecteerd, is de voorwaarde slechts een waarschuwing. ...
  • Pagina 48: Details Van De Debug-Pagina

    Details van de Debug-pagina Kalibratie Config > Advanced > Debug > Calibration Deze tabel geeft alle kalibratieparameters weer. De 'Scaled'-waarde is de definitieve berekende waarde die in de ViZiTouch wordt gebruikt. De waarde wordt berekend door het vermenigvuldigen van de 'Raw'-waarde met het 'Gain'-coëfficiënt en hier vervolgens de 'Offset'-waarde aan toe te voegen.
  • Pagina 49: Config > Advanced > Debug > Expansion 1-2-3-4

    Config > Advanced > Debug > Expansion 1-2-3-4 Config > Advanced > Debug > Expansion 1-2-3-4 Met de kleine witte cirkel naast elk signaal wordt de staat van dat signaal aangeduid. Als er een groene stip in de witte cirkel staat, is het signaal geactiveerd. Het eerste element in de linkerkolom is een aanduiding of de optionele uitbreidingskaart al dan niet is geïnstalleerd.
  • Pagina 50: Geschiedenis

      Geschiedenis Geschiedenis (membraanknop) History Selecteert specifieke pagina's in het gedeelte voor de geschiedenis. Alle gegevens met betrekking tot statistieken,  gebeurtenissen, druk, vermogenslogboeken en de download naar USB zijn op de 'History'‐pagina beschikbaar.    ‐Events: Deze knop leidt naar de 'Events'‐pagina waar de 500 meest recente gebeurtenissen worden weergegeven.  Elk gebeurtenislogboek bevat de datum en tijd van de gebeurtenis, evenals een korte beschrijving van de  gebeurtenis.    ‐Download to USB Device: Deze knop leidt naar de 'Download to USB Device'‐pagina, waar de gebruiker informatie  kan downloaden, waaronder de gebruikershandleiding, tekeningen, logboeken, statistische gegevens en  configuratie.     ‐First Service Statistics: Deze knop leidt naar de 'First Service Statistics'‐pagina, met een weergave van alle relevante  statistische gegevens die zijn berekend sinds het allereerste onderhoud op de controller is uitgevoerd.    ‐Last Service Statistics: Deze knop leidt naar de 'Last Service Statistics'‐pagina, met een weergave van alle relevante  statistische gegevens die zijn berekend sinds de meest recente onderhoudsbeurt op de controller is uitgevoerd.    ‐All Time Statistics: Deze knop leidt naar de 'All Time Statistics'‐pagina met een weergave van de datum en tijd van  de allereerste inschakeling, de datum en tijd waarop de eerste configuratie werd voltooid en de totale 'On Time'  (bedrijfstijd) van de controller. Deze statistische gegevens kunnen nooit worden gereset.  50   ...
  • Pagina 51: Pagina Met Details Over De Geschiedenis

      ‐Pressure/Power Curves: Deze knop leidt naar de bijbehorende pagina 'Pressure Curves' / 'Power Curves' met een  weergave van alle relevante gegevens over druk / vermogen.    ‐Pump Curves: Deze knop leidt naar de 'Pump Curves'‐pagina.    Pagina met details over de geschiedenis Gebeurtenispagina History > Events Log   Vermelding van de laatste 500 gebeurtenissen die in chronologische volgorde optraden. De eerste kolom is de  datum, de tweede kolom de tijd dat de gebeurtenis optrad en de derde kolom geeft het 'Event message' (bericht)  weer. Als u een logboek wilt zien dat ouder is dan deze 500 gebeurtenissen, gaat u naar de pagina 'Download to  USB Device' en selecteert u 'Events'. Aan de hand van deze methode wordt er een bestand gegenereerd waarin alle  gebeurtenislogboeken in de ViZiTouch‐geschiedenis zijn opgenomen.    Het contextuele navigatieblok wordt op deze pagina geïmplementeerd. Zorgt voor snelle navigatiefuncties als  'vorige pagina', 'volgende pagina', 'eerste pagina' en 'laatste pagina'. Net als altijd drukt u op het  navigatiebloksymbool in de rechteronderhoek van het scherm om de functies van het navigatieblok voor deze  specifieke pagina weer te geven.      51   ...
  • Pagina 52: Downloaden Naar Usb-Stick

    Downloaden naar USB-stick History > Download to USB Als een gebruiker informatie vanaf de ViZiTouch naar een USB‐stick wil downloaden, moet hij of zij zijn aangemeld  met een wachtwoord op minimaal beveiligingsniveau 1. Het eerste vierkant naast de titel is de knop waarmee alles  kan worden geselecteerd. Het indrukken van dit vierkant heeft als resultaat de selectie van alle categorieën met  uitzondering van de optie 'Archive copied files' (gekopieerde bestanden archiveren) die een afzonderlijk doel heeft.   De gehele rechterkant is gevuld met verschillende voortgangsbalken om de real‐time overdracht bij te houden. Met  de 'Download to USB'‐knop wordt de opdracht uitgevoerd. Als er geen USB‐stick aanwezig is of als er een fout  optreedt, verschijnt het bericht 'Could not mount USB drive' en wordt verdere actie geannuleerd. Als u het  nogmaals wilt proberen, verwijdert u de stick, steekt u hem opnieuw in de poort en drukt u nogmaals op de knop.    ‐Archived logs:  Alle logboekbestanden die met behulp van de vierkante knop 'Archive copied files' zijn  gearchiveerd. Het doel van archiefbestanden is aan de hand van het archiveren van oudere logboekbestanden  geheugen op de ViZiTouch vrij te maken.    ‐Logs:  Alle logboeken die op dit moment in het ViZiTouch‐geheugen beschikbaar zijn. Elke dag wordt een bestand  'Comma Separated Values' of '.csv' gemaakt, dat een bijpassende naam krijgt. De meeste software in moderne  52   ...
  • Pagina 53 computers kunnen deze bestanden lezen en interpreteren. De logboekbestanden bevatten de logboeken met  betrekking tot gebeurtenissen, druk en vermogen.      ‐Documentation:  Alle '.pdf'‐bestanden die in de ViZiTouch beschikbaar zijn, meestal de complete  gebruikershandleiding, de snelstarthandleiding, de tekeningen en de bedradingsschema's.    ‐Configuration: Alle configuratieparameters opgenomen in een '.txt'‐bestand, inclusief maar niet beperkt tot  nominale waarden, het serienummer, kalibratieparameters.    ‐Pump Curves: Voor elke gemaakte pompkromme wordt een bestand 'Comma Separated Values' of '.csv' gemaakt,  dat een bijpassende naam krijgt. Elke kolom wordt duidelijk geïdentificeerd aan de hand van een titel waarin de  waarden worden beschreven.    ‐Statistics: Een '.csv'‐bestand inclusief alle soorten statistische gegevens, het minimum, maximum en gemiddelde  van druk en temperatuur en alle statistische gegevens over de motor, evenals de fabrieksgegevens.    Program Backup: Een gecomprimeerd en gecodeerd bestand dat alleen door de ViZiTouch kan worden gelezen.  Hiermee kan de gebruiker een complete ViZiTouch naar een andere ViZiTouch kopiëren. BELANGRIJK: De ViZiTouch  kan tijdens het downloaden van een programmaback‐up niet worden gebruikt.  53   ...
  • Pagina 54: De Statistieken

    De statistieken Statistische gegevens over de eerste/laatste History > Statistics since first/last service onderhoudsbeurt De volgende beschrijving is van toepassing op twee pagina's die kunnen worden bereikt door middel van de knop  'First Service Statistics' en 'Last Service Statistics' op de pagina History. Alle statistische gegevens die hier worden  weergegeven, worden berekend nadat de eerste / laatste onderhoudsbeurt is uitgevoerd. Alle datums hebben de  indeling JJJJ.MM.DD en tijden UU:MM:SS.     ‐Since: Datum en tijd waarop de eerste / laatste onderhoudsbeurt is uitgevoerd.  ‐On Time: Totale tijdsduur dat de stroom naar de controller tijdens die periode was ingeschakeld.    Motor:   ‐Last run: Datum en tijd dat de motor voor het laatst draaide.   ‐Run time: Totale tijd dat de motor in die periode draaide.  ‐Start count: Aantal keren dat de motor tijdens die periode werd gestart.    Pressure:  ‐Minimum: Waarde van de minimumdruk weergegeven in de werkelijke eenheid van het systeem en het moment  54   ...
  • Pagina 55: Algehele Statistische Gegevens

    waarop dit werd bereikt.   ‐Maximum: Waarde van de maximale druk weergegeven in de werkelijke eenheid van het systeem en het moment  waarop dit werd bereikt.   ‐Average: Berekende waarde van de gemiddelde druk in die periode, weergegeven in de werkelijke eenheid van het  systeem.     Temperature:  ‐Minimum: Waarde van de minimum temperatuur weergegeven in de werkelijke eenheid van het systeem en het  moment waarop dit werd bereikt.   ‐Maximum: Waarde van de maximumtemperatuur weergegeven in de werkelijke eenheid van het systeem en het  moment waarop dit werd bereikt.   ‐Average: Berekende waarde van de gemiddelde temperatuur in die periode, weergegeven in de werkelijke eenheid  van het systeem.     ‐Generator (alleen voor modellen met omschakelaar):  ‐Last Run: Datum en tijd dat de generator / hulpvoorziening voor het laatst draaide.   ‐Run time: Totale tijd dat de generator / hulpvoorziening in die periode draaide.  ‐Transfer Count: Aantal keer dat het vermogen in die periode naar de wisselstroom werd overgebracht.    Algehele statistische gegevens History > All Time Statistics Alle statistische gegevens die hier worden weergegeven, worden berekend na uitvoering van de eerste configuratie  van de controller. Alle datums hebben de indeling JJJJ.MM.DD en tijden UU:MM:SS.     ‐First Power Up: Datum en tijd dat de controller voor het eerst werd ingeschakeld.    ‐First Start Up: Datum en tijd dat de eerste configuratie van de controller werd voltooid.    ‐On Time: Totale tijdsduur sinds de eerste inschakeling dat de controller ingeschakeld is geweest.        55   ...
  • Pagina 56: Drukkrommen

    Drukkrommen Grafische modus History > Pressure Log Curves De verticale as vertegenwoordigt de druk in de werkelijke geselecteerde eenheid. De schaal is dynamisch en  verandert op basis van de hoogste vastgelegde waarde van grootte. De horizontale as vertegenwoordigt tijd en  periode. Het linkerdeel van de horizontale as toont het begin van het huidige bereik en het rechterdeel het einde.  Rechts van de as wordt de totale reikwijdte van de tijd weergegeven. Het contextuele navigatieblok wordt op deze  pagina geïmplementeerd. Dit navigatieblok zorgt voor snelle navigatiefuncties als inzoomen, uitzoomen,  terugspoelen, vooruitspoelen en de tekstuele modus. Net als altijd drukt u op het navigatiebloksymbool in de  rechteronderhoek van het scherm om de functies van het navigatieblok voor deze specifieke pagina weer te geven.  Door op de rechter‐ of linkerknoppen van het navigatieblok te drukken, verschuift de tijd per kwart van de huidige  zoominstelling heen en weer, voor gebruikersvriendelijke navigatie.    De grijze verticale balk met blauwe pijl, helemaal rechts op het scherm, is de legenda. Als u hierop drukt, verschijnt  er een nauwkeurige beschrijving van de verschillende krommen (afvoerdruk, aanzuigdruk indien beschikbaar, start‐  en einddruk), elk in bijbehorende kleur.    Tussen de '0'‐drukwaarde en de horizontale as wordt een korte serie smalle horizontale vlakken weergegeven. Deze  vlakken worden beschreven in het deel 'Indicators' van de legenda. De vlakken geven aan wanneer de motor en  wanneer de steunpomp draaide, en wanneer de spanning van de wisselstroom werd afgelezen aan de hand van  kleine gekleurde vlakken in de horizontale balk telkens wanneer deze voorwaarde optrad.    Zoals we al eerder aangaven is de tekstuele modus beschikbaar door op de 'Select'‐knop van het navigatieblok te  drukken. Dit vertegenwoordigt de druklogboeken in tabelvorm, voor een meer nauwkeurige aflezing (zie de  tekstuele modus eronder).      56   ...
  • Pagina 57: Tekstuele Modus

    Tekstuele modus History > Pressure Log Text Op de pagina 'Pressure Log text' wordt een tabel met 10 rijen weergegeven. Het totale aantal beschikbare rijen is  500 en de logboeken worden in chronologische volgorde gesorteerd. Als u meer logboeken wilt bekijken,  downloadt u alle logboeken van een USB‐stick.    Beschrijving van de kolommen:  ‐Date: Datum waarop het logboek werd vastgelegd.  ‐Time: Tijd waarop het logboek werd vastgelegd.  ‐Unit: Werkelijke drukeenheid op het moment dat het logboek werd vastgelegd.  ‐Suc.: Waarde van de aanzuigdruk.  ‐Dis.: Waarde van de afvoerdruk.  ‐C.I.: Waarde van de startdruk op het moment dat het logboek werd vastgelegd.  ‐C.O.: Waarde van de einddruk op het moment dat het logboek werd vastgelegd.  ‐M.: De cel wordt groen als de motor voor een specifiek druklogboek draaide.  ‐JP: De cel wordt groen als de steunpomp voor een specifiek druklogboek draaide.  ‐AS: Bij brandbluspompmodellen met automatische omschakelaar wordt de cel groen als de vastgelegde  fasespanningen aan de wisselstroomzijde van de controller werden afgelezen.    Het contextuele navigatieblok wordt op deze pagina geïmplementeerd. Hiermee komen snelle navigatiefuncties  beschikbaar, zoals pagina omhoog, pagina omlaag, eerste pagina, laatste pagina en grafische modus. Net als altijd  drukt u op het navigatiebloksymbool in de rechteronderhoek van het scherm om de functies van het navigatieblok  voor deze specifieke pagina weer te geven. Als u op deze knoppen drukt, verschuiven de weergegeven rijen, voor  een snelle en gebruikersvriendelijke navigatie.        57   ...
  • Pagina 58: Vermogenskrommen

    Vermogenskrommen Grafische modus History > Power Log Curves De grafische modus van de vermogenscurve bevat twee verticale assen. De eerste drie krommen, zoals op de  legenda te zien is, vormen de aanduiding voor de individuele fasespanning tussen leiding 1‐2, 2‐3 en 3‐1. In het  geval van brandbluspompmodellen die zijn uitgerust met een automatische omschakelaar met de fasespanningen  tussen de leidingen de spanningsaflezing van de wisselstroomzijde van de controller aangeduid wanneer de  wisselstroomzijde actief is. Ze zijn gekoppeld aan de eerste as aan de linkerkant van de grafiek, in volt. De drie  laatste krommen, zoals op de legenda te zien is, duiden de waarde voor de stroomsterkte op elke leiding aan. Ze  zijn gekoppeld aan de tweede as aan de rechterkant van de grafiek, in ampère. De schaal op de verticale assen is  dynamisch en verandert op basis van de hoogste vastgelegde waarde van grootte. De horizontale as  vertegenwoordigt tijd en periode. Het linkerdeel van de horizontale as toont het begin van het huidige bereik en  het rechterdeel het einde. Rechts van de as wordt de totale reikwijdte van de tijd weergegeven. Het contextuele  navigatieblok wordt op deze pagina geïmplementeerd. Dit navigatieblok zorgt voor snelle navigatiefuncties als  inzoomen, uitzoomen, terugspoelen, vooruitspoelen en de tekstuele modus. Net als altijd drukt u op het  navigatiebloksymbool in de rechteronderhoek van het scherm om het navigatieblok te activeren, met functies voor  deze specifieke pagina. Door op de rechter‐ of linkerknoppen van het navigatieblok te drukken, verschuift de tijd  per kwart van de huidige zoominstelling heen en weer, voor gebruikersvriendelijke navigatie.    De grijze verticale balk met blauwe pijl, helemaal rechts op het scherm, is de legenda. Als u hierop drukt, verschijnt  er een nauwkeurige beschrijving van de verschillende krommen (L1‐L2, L2‐L3, L3‐L1, I1, I2, I3) elk in bijbehorende  kleur.    Tussen de '0'‐spanningswaarde en de horizontale as worden horizontale vlakken weergegeven. Deze vlakken  worden beschreven in het deel 'Indicators' van de legenda. De vlakken geven aan wanneer de motor draaide en  wanneer de spanning van de wisselstroomzijde werd afgelezen, aan de hand van kleine gekleurde vlakken in de  horizontale balk telkens wanneer deze voorwaarde optrad.    Zoals we al eerder aangaven is de tekstuele modus beschikbaar door op de 'Select'‐knop van het navigatieblok te  drukken. Dit vertegenwoordigt de vermogenslogboeken in tabelvorm, voor een meer nauwkeurige aflezing (zie de  tekstuele modus eronder).      58   ...
  • Pagina 59: Tekstuele Modus

    Tekstuele modus History > Power Log Text Op de pagina 'Power Log text' wordt een tabel met 10 rijen weergegeven. Het totale aantal beschikbare rijen is 500  en de logboeken worden in chronologische volgorde gesorteerd. Als u meer logboeken wilt bekijken, downloadt u  alle logboeken van een USB‐stick.    Beschrijving van de kolommen:  ‐Date: Datum waarop het logboek werd vastgelegd.  ‐Time: Tijd waarop het logboek werd vastgelegd.  ‐L12: De fasespanningen in deze kolom duiden een individuele fasespanning tussen lijn 1 en lijn 2 aan.  ‐L23: De fasespanningen in deze kolom duiden een individuele fasespanning tussen lijn 2 en lijn 3 aan.  ‐L31: De fasespanningen in deze kolom duiden een individuele fasespanning tussen lijn 3 en lijn 1 aan.  ‐I1: Waarde van de stroomsterkte van lijn 1  ‐I2: Waarde van de stroomsterkte van lijn 2  ‐I3: Waarde van de stroomsterkte van lijn 3  ‐M.: De cel wordt groen als de motor voor een specifiek stroomsterktelogboek draaide.  ‐AS: Bij brandbluspompmodellen met automatische omschakelaar wordt de cel groen als de vastgelegde  fasespanningen aan de wisselstroomzijde van de controller werden afgelezen.    Het contextuele navigatieblok wordt op deze pagina geïmplementeerd. Hiermee komen snelle navigatiefuncties  beschikbaar, zoals pagina omhoog, pagina omlaag, eerste pagina, laatste pagina en grafische modus. Net als altijd  drukt u op het navigatiebloksymbool in de rechteronderhoek van het scherm om de functies van het navigatieblok  voor deze specifieke pagina weer te geven. Als u op deze knoppen drukt, verschuiven de weergegeven rijen, voor  een snelle en gebruikersvriendelijke navigatie.        59   ...
  • Pagina 60: Pompkrommen

    Pompkrommen History > Pump Curves De verticale as vertegenwoordigt de druk in de werkelijke geselecteerde eenheid. De schaal is dynamisch en  verandert op basis van de hoogste vastgelegde waarde van grootte. De horizontale as vertegenwoordigt de  stroming in de werkelijke geselecteerde eenheid. De schaal is dynamisch en verandert op basis van de hoogste  vastgelegde waarde van grootte. Het contextuele navigatieblok wordt op deze pagina geïmplementeerd. Voor  snelle navigatiefuncties als vorige en volgende. Net als altijd drukt u op het navigatiebloksymbool in de  rechteronderhoek van het scherm om het navigatieblok te activeren, met functies voor deze specifieke pagina.  Door op de rechter‐ of linkerknoppen van het navigatieblok te drukken, verandert de weergegeven pompkromme  om snelle en gebruikersvriendelijke navigatie mogelijk te maken.    De navigatie wordt ook vertegenwoordigd met de elementen in de rechterbovenhoek van de grafiek. Het witte  vierkant geeft aan op welke datum en tijd de pompkromme werd vastgelegd. Met de twee pijlknoppen selecteert  de gebruiker de volgende of vorige pompkromme en met de 'Delete'‐knop wordt de op dit moment geselecteerde  pompkromme verwijderd, maar alleen als de gebruiker is aangemeld met minimaal beveiligingsniveau 1.      60   ...
  • Pagina 61: Technical Documents

          Technical documents 61   ...
  • Pagina 62: Voorafgaande Veldovernametest Checklist

    VOORAFGAANDE VELDOVERNAMETEST CHECKLIST     TORNATECH‐MODEL GPx  MET OF ZONDER GPU‐OMSCHAKELAAR  ELEKTRISCHE BRANDBLUSPOMPCONTROLLER  VOORAFGAANDE VELDOVERNAMETEST  CHECKLIST      Opmerking: Dit document moet een officiële aanduiding zijn voor of de installatie en algemene staat van de  apparatuur al dan niet voldoende is voor een veldovernametest. Dit document moet tevens een hulpmiddel  zijn voor de persoon die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de veldovernametest, bij zijn of haar  beslissing of de veldovernametest van de controller voor de apparatuur al dan niet moet worden uitgevoerd.       Installatiechecklist:  JA  NEE    1  Controleer of de naamplaat van de brandbluspompcontroller (en meegeleverde      omschakelaar) overeenkomt met de beschikbare wisselstroomspanning.  2  Voer een visuele inspectie uit op eventuele schade aan de buitenkant van de      brandbluspompcontroller (en meegeleverde omschakelaar). Controleer of behuizing,  alarmbel, keuzeschakelaar, membraan en scherm niet beschadigd zijn.  3  Controleer of de brandbluspompcontroller (en meegeleverde omschakelaar) binnen het zicht      van de pomp en elektrische motor zijn geïnstalleerd.  4  Controleer of de brandbluspompcontroller (en meegeleverde omschakelaar) niet minder dan ...
  • Pagina 63   4  Controleer op eventuele alarmen die op het digitale weergavescherm kunnen verschijnen.      Corrigeer eventuele alarmstatussen.  5  Configureer de instellingen voor de start‐ en einddruk door het volgen van de      snelstarthandleiding of met behulp van de ViZiTouch‐documentatie. U moet zijn aangemeld  om deze instellingen te kunnen wijzigen. Controleer de automatische start door de  systeemdruk onder de startdrukinstelling te laten dalen.  6  Zet de motor stop door op de 'STOP'‐membraanknop te drukken. Opmerking: De motor stopt      alleen als de systeemdruk boven de einddrukinstelling komt.        Tornatech‐controller S/N:   _________________________________________    Installatie‐adres:    _________________________________________                                                            _________________________________________    Checklist ingevuld?                 _____________Ja                        _____________ Nee    Checklist ingevuld door:             __________________________________________    Bedrijf:                  __________________________________________    Datum:                  __________________________________________ ...
  • Pagina 64                              ______________________________________________________                               ______________________________________________________                               ______________________________________________________                               ______________________________________________________                               ______________________________________________________            64   ...
  • Pagina 65: Rapport Van Veldovernametest

    RAPPORT VAN VELDOVERNAMETEST     TORNATECH‐MODEL GPX  MET OF ZONDER GPU‐OMSCHAKELAAR  ELEKTRISCHE BRANDBLUSPOMPCONTROLLER  RAPPORT VAN VELDOVERNAMETEST      Opmerking: Dit document is het rapport van de Tornatech officiële Veldovernametest in overeenstemming met  de meest recente NFPA 20‐voorschriften van artikel 14.2.6 en 14.2.7 controllerovernametest met betrekking  tot door elektrische motoren aangedreven brandbluspompcontrollers met of zonder wisselstroom. Tornatech  beveelt ten zeerste aan dat de overnametest eerst wordt gecontroleerd (Tornatech‐document GPx‐PREFAT‐ 001‐E Checklist van voorafgaande veldovernametest)  voordat deze officiële veldovernametest wordt afgerond.      Vul dit eerste deel in als dat tijdens de voorafgaande veldovernametest nog niet is gedaan.        Checklist voor controle van de handmatige en automatische start:  JA  NEE    Opmerking: Er mag alleen een handmatige of automatische start worden uitgevoerd als  door de respectievelijke officiële onderhoudsvertegenwoordigers van de elektrische motor  en de pomp starttoestemming is verkregen.  1  Zet de hendel van de voorziening voor ontkoppeling van de nominale stroombron in de ON‐     stand. Als er een omschakelaar is meegeleverd, zet u de wisselstroomisolatieschakelaar in de  ON‐stand.  2  Druk op de START‐drukknop. De motor start nu.      3  Als dit van toepassing is, controleert u het draaien van de motor bij zowel de nominale ...
  • Pagina 66   Nominale stroomsterkte  JA  NEE  1  6 keer handmatige start            2  6 keer automatische start        3  6 keer start met noodhendel      4  1 keer externe start / start met overstromingsventiel        Wisselstroom (met GPU‐model)  JA  NEE  1  6 keer handmatige start        2  6 keer automatische start      3  6 keer start met noodhendel     ...
  • Pagina 67   Omschakelaar in nominale stand?                                       _____________Ja                 _____________ Nee    Omschakelaar in wisselstroomstand?                                   _____________Ja                 _____________ Nee        Tornatech controller S/N:                _________________________________________    Installatie‐adres:                 _________________________________________                                                                           _________________________________________    Veldovernametest voltooid?         _____________Ja                        _____________ Nee    Veldovernametest ingevuld door:             __________________________________________    Bedrijf:                                __________________________________________    Datum:                                __________________________________________    Getuige:                                             __________________________________________    Bedrijf:                                             __________________________________________    De ondergetekende getuige is op de hoogte gebracht van NFPA20 artikel 14.4 Periodic Inspection, Testing and  Maintenance (periodieke inspectie, tests en onderhoud), waarin wordt gestipuleerd dat "Fire pumps shall be  inspected tested and maintained in accordance with NFPA25 – Standard for the Inspection, Testing and  Maintenance of Water Based Fire Protection Systems" (brandbluspompen moeten worden geïnspecteerd, getest  en onderhouden in overeenstemming met NFPA25 ‐ norm voor de inspectie, tests en onderhoud van op water  gebaseerde brandbestrijdingssystemen). ...
  • Pagina 68   68   ...
  • Pagina 69     69   ...

Inhoudsopgave