Dankzij deze functie kunt u handmatig op iedere
positie scherpstellen via de scherpstelring op de
lens.
MF (Handmatig
scherpstellen)
De camera stelt scherp in de S-AF-modus. U kunt de scherpstelpositie
S-AF
J
aanpassen door de scherpstelring van de lens te bedienen.
Druk de ontspanknop half in of druk op de AF-ON-knop om scherp te
stellen; de camera volgt het onderwerp en blijft erop scherpstellen zolang de
ontspanknop in deze positie wordt gehouden.
In de filmopnamemodus houdt de camera AF-tracking aan, zelfs als u de
knop loslaat voordat u begint met opnemen. Druk op de OK-knop om dit te
stoppen.
Wanneer u begint met het opnemen van een film terwijl de camera het
onderwerp volgt, blijft de camera volgen.
AF-tracking werkt altijd tijdens opname.
C-AF+TR (AF-
tracking)
B
C
C
Pre
J
De camera stelt automatisch scherp op het vooraf ingestelde scherpstelpunt
(Voorinstelling
tijdens het opnemen.
MF)
Tijdens AF-tracking wordt er een wit kader weergegeven op het
getraceerde onderwerp.
Als het getraceerde onderwerp niet meer gevolgd kan worden, wordt het
kader grijs. Laat de knop los en kadreer het onderwerp opnieuw en druk de
ontspanknop half in of druk op de AF-ON-knop.
Als [Aan2] is geselecteerd voor [AF-meetgebied], verschijnen er AF-
doelen in de scherpgestelde gebieden in plaats van een wit kader.
Bij het gebruik van AF-tracking (P.111) kan [
geselecteerd voor AF-doelmodus.
AF-tracking kan niet worden gebruikt met:
-
trapeziumcorrectie, opname met hoge resolutie, focus-bracketing,
focusstapeling, interval timerfotografie, HDR-fotografie, opnames maken
in live ND of live GND, fisheye-compensatie
b
Een scherpstelmodus kiezen (
106
1
2
3
Dichtbij
1
2
O
Scherpstelring
3
Alle] niet worden
AF-modus /
K
AF-modus)
n