SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Met deze instelling kunt u het gebruik van perforeren blokkeren, bijvoorbeeld wanneer de perforatiemodule van de
afwerkingseenheid of zadelsteek-afwerkingseenheid niet goed functioneert.
Invoegeenheid uitschakelen
Hiermee wordt het gebruik van de invoegeenheid uitgeschakeld.
Uitschakelen vouw-unit
Deze instelling wordt gebruikt om de vouweenheid uit te schakelen.
Uitschakelen van snijmodule
Deze instelling wordt gebruikt om de snijmodule uit te schakelen.
Master-machinemodus uitschakelen
Hiermee schakelt u de Hoofdapparaatmodus uit voor tandemafdrukken.
(Normaalgesproken is het niet nodig deze instelling in te schakelen.)
Uitschakelen Client Machinemodus
Hiermee schakelt u de modus Clientmachine uit voor tandemafdrukken.
(Normaalgesproken is het niet nodig deze instelling in te schakelen.)
Beveiligings- instellingen
Deze instelling wordt gebruikt om de beveiligingsverbeteringsfuncties in te stellen.
Instelling Verborgen patroon afdrukken
Hiermee schakelt u de directe invoer van het achtergrondpatroon en dergelijke uit.
Instellingen Printeridentificatie
Voer een naam of code in om het apparaat te herkennen.
8-139