SYSTEEMINSTELLINGEN►SYSTEEMINSTELLINGEN
Statusindicatorinstell.
De statusindicator achter op het apparaat gaat branden of knipperen om de status van het apparaat aan te geven.
U kunt deze instelling aanpassen en zelf instellen welke status overeenkomt met het branden of knipperen van de
groene indicator (statusindicator). De indicator gaat uit wanneer Automatisch uitschakelen is ingeschakeld.
Statusindicator (groen):
Groene indicator (statusindicator): Deze indicator gaat branden of knipperen wanneer er een fout optreedt op het
De groene indicator (statusindicator) gaat branden en knipperen ongeacht het patroon dat u selecteert.
Status
Apparaat voert een taak uit.
Apparaat kan een taak
aannemen.
Apparaat scant een origineel.
Groene indicator
(statusindicator)
Apparaat scant een origineel/
verwerkt gegevens.
Apparaat verkeert in een
andere status dan de
bovenstaande.
Er is een fout opgetreden maar
het apparaat kan nog worden
gebruikt.
Er is een fout opgetreden en
Rode indicator
het apparaat kan niet meer
(Foutindicator)
worden gebruikt.
Apparaat verkeert in een
andere status dan de
bovenstaande.
U kunt aangeven welke taakstatus en scanstatus van een origineel leidt tot het
aangaan of knipperen van de indicator.
apparaat.
Groen: brandt
-
Groen: knippert
-
Groen: uit
Rood: brandt
Rood: knippert
Rood: uit
8-134
Patroon 1
-
Groen: brandt
-
Groen: knippert
Groen: uit
Rood: brandt
Rood: knippert
Rood: uit
Patroon 2