RIJDEN MET UW VOERTUIG
voertuig door oversturen gaan schui-
ven. Vermijd bruusk remmen. Dat kan
het voertuig doen schuiven over een
rechte lijn. Nogmaals, voorzichtig
snelheid verminderen en uzelf vol-
doende tijd en afstand laten in antici-
patie op een manoeuvre, om zo de
volledige controle over het voertuig te
kunnen houden, is de beste aanpak.
Als u met uw voertuig over een be-
sneeuwd oppervlak rijdt, wordt door
de turbulentie achteraan het bewe-
gende voertuig sneeuw opgeworpen
die met blootgestelde onderdelen, in-
clusief draaiende onderdelen zoals
remschijven, in contact kan komen of
er zich kan ophopen of smelten. Wa-
ter, sneeuw of ijs kunnen een weer-
slag hebben op de reactietijd van het
remsysteem van uw voertuig. Rem
vaak, zelfs als dat niet nodig is om de
snelheid van uw voertuig te verlagen,
zodat zich zo weinig mogelijk ijs of
sneeuw op de droge remblokken of
-schijven kan vastzetten. Door dit te
doen in rijomstandigheden die weinig
risico inhouden, test u uw grip op het
oppervlak en blijft u alert voor hoe het
voertuig reageert op uw stuurimpul-
sen. Houd rem- en gaspedaal en
vloerplanken altijd sneeuw- en ijsvrij.
Veeg regelmatig de sneeuw van de
stoelen,
het
achterlichten.
De sneeuw kan rotsen, boomstronken
of andere objecten verhullen of kan zo
diep liggen dat het voertuig onbruik-
baar is omdat het vast zou komen te
zitten of helemaal geen tractie meer
zou hebben in de sneeuwbrij. Kijk ver
voor u uit en wees altijd alert voor
zichtbare hints die kunnen wijzen op
de aanwezigheid van zulke obstakels.
Rijd er in geval van twijfel rond. Ver-
mijd rijden op bevroren waterpartijen
als u nog niet hebt gecontroleerd of
het ijs voldoende sterk is om het voer-
tuig, de inzittenden en de lading veilig
te dragen.
32
stuur,
de
kop-
VEILIGHEIDSINFORMATIE
Maak er een goede gewoonte van op
het einde van de rit alle sneeuw- en
ijsafzettingen van het voertuig en alle
bewegende onderdelen (remmen, on-
derdelen van het besturingssysteem,
aandrijflijnen,
radiatorventilator enz.) te verwijderen.
Natte sneeuw zal immers aanvriezen
tot ijs zodra de motor is afgezet en zal
moeilijker te verwijderen zijn bij de vol-
gende inspectie voor het vertrek.
R R i i j j d d e e n n o o p p z z a a n n d d
Rijden op zandduinen is nog een unie-
ke ervaring, waarvoor u echter enkele
essentiële voorzorgen moet nemen.
In nat, diep of fijn zand/sneeuw treedt
er tractieverlies op en kan het voertuig
gaan schuiven, kantelen of vastlopen.
Zoek in dit geval naar een vastere on-
dergrond. Ook in deze situatie dient u
te vertragen en uit te kijken voor moei-
lijke rijomstandigheden.
Wanneer u in duingebied gaat rijden,
is het raadzaam uw voertuig uit te rus-
ten met een hoog uitstekende vlag. Zo
kunnen andere personen aan de an-
dere kant van de zandduin beter zien
waar u zich bevindt. Rijd voorzichtig
wanneer u voor u nog een veiligheids-
vlag bespeurt.
en
R R i i j j d d e e n n o o p p k k i i e e z z e e l l , , l l o o s s s s e e s s t t e e n n e e n n o o f f
a a n n d d e e r r e e g g l l a a d d d d e e o o p p p p e e r r v v l l a a k k k k e e n n
Rijden op losse stenen of kiezel lijkt
sterk op rijden op ijs. Het verandert de
besturing van het voertuig, waardoor
het kan slippen of kantelen, vooral bij
te hoge snelheden. Ook de remaf-
stand kan toenemen. Vergeet niet dat
er bij "bruusk gas geven" of doorslip-
pen losse stenen naar achteren kun-
nen vliegen en een andere bestuurder
kunnen
opzettelijk.
Begint u toch te slippen of schuiven,
draai het stuur dan in de richting waar-
in u slipt tot u het voertuig opnieuw on-
der controle heeft. U mag nooit bruusk
remmen en de wielen blokkeren.
bedieningselementen,
raken.
Doe
dit
nooit