O O N N G G E E V V A A L L L L E E N N V V E E R R M M I I J J D D E E N N
K K a a n n t t e e l l e e n n e e n n o o m m r r o o l l l l e e n n
v v e e r r m m i i j j d d e e n n
Side-by-sides besturen is heel anders
dan rijden met andere voertuigen. Si-
de-by-sides zijn ontworpen voor ge-
bruik op offroad-terrein (bijvoorbeeld
hun wielbasis en bandbreedte, de
ruimte tussen het voertuig en de
grond, de ophanging, de aandrijftrein,
de banden enz.) en kunnen dus kan-
telen in situaties waarin voertuigen
hoofdzakelijk ontworpen voor gebruik
op verharde of gladde wegen dit niet
doen.
Tijdens abrupte manoeuvres zoals
scherpe bochten of snel optrekken of
remmen in bochten of tijdens het rij-
den op hellingen of over hindernissen
kan het voertuig snel kantelen of kan
er een ander ongeval gebeuren. Ab-
rupte manoeuvres of een agressieve
rijstijl kunnen kantelen of controlever-
lies veroorzaken, zelfs op vlakke,
open terreinen. Als het voertuig kan-
telt, kan een lichaamsdeel buiten de
cockpit (zoals armen, benen of hoofd)
worden verpletterd en gekneld raken
door de kooi of andere delen van het
voertuig. U kunt ook gewond raken bij
botsing met de grond, de cockpit of
andere objecten.
Om
het
risico
beperken:
– Wees voorzichtig in bochten.
– Draai het stuur niet te ver of te
snel. Pas uw stuurbewegingen
aan naargelang uw snelheid en
omgeving.
– Vertraag voor u een bocht
neemt. Vermijd hard remmen
in een bocht.
– Vermijd snel of hard optrekken
in een bocht, zelfs als u uit stil-
stand of aan een lage snelheid
vertrekt.
– Probeer nooit donuts, skids, slides,
fishtails, sprongen of andere
stunts. Als het voertuig begint te
slippen of te schuiven, stuur dan in
op
kantelen
VEILIGHEIDSINFORMATIE
de richting waarin het voertuig slipt
of schuift. U mag nooit bruusk rem-
men en de wielen blokkeren.
– Vermijd verharde wegen. Dit voer-
tuig is niet ontworpen om te rijden
op verharde wegen en loopt meer
risico om te kantelen. Als u op ver-
harde wegen moet rijden, draai
dan geleidelijk, rijd traag en ver-
mijd bruusk versnellen en
remmen.
Dit voertuig kan kantelen naar de zij-,
voor- of achterkant op hellingen of on-
effen terrein.
– Vermijd schuin een helling op of af
te rijden. Rijd indien mogelijk recht
omhoog of omlaag op hellingen en
niet schuin. Als u schuin een hel-
ling op of af moet rijden, wees dan
uiterst voorzichtig en vermijd
gladde oppervlakken, objecten of
laagtes. Als u voelt dat het voertuig
begint te kantelen of zijwaarts te
verschuiven, stuurt u indien moge-
lijk naar beneden (de helling af).
– Vermijd steile heuvels en volg de
procedures in deze handleiding
om hellingen op of af te rijden.
– Door onverwachte terreinverande-
ringen, zoals putten, laagtes, glooi-
ingen, zachtere of hardere grond
of andere onregelmatigheden kan
het voertuig kantelen of onstabiel
te
worden. Observeer het terrein dat
voor u ligt en vertraag op oneffen
terrein.
Dit voertuig reageert anders wanneer
u een lading vervoert of trekt.
– Matig uw snelheid en volg de in-
structies in deze handleiding voor
het vervoer van lasten en het trek-
ken van een aanhangwagen.
– Vermijd hellingen en ruig terrein.
– Voorzie meer afstand om te
stoppen.
W W e e e e s s v v o o o o r r b b e e r r e e i i d d o o p p k k a a n n t t e e l l e e n n
– Sluit beide deuren en maak de vei-
ligheidsgordel vast om te verhinde-
ren dat u uw armen of benen
uitsteekt.
27