Inhoudsopgave
Advertenties
2
3
12
7. INSTALLATIE EN
INGEBRUIKNEMING
Het apparaat mag uitsluitend
geïnstalleerd en voor het eerst in
werking worden gesteld door een
gekwalificeerde vakman.
7.1 Omgevingscondities
• Het apparaat mag uitsluitend worden geïn-
stalleerd en gebruikt in een droge, goed
geventileerde en stofvrije ruimte.
• De PTS dient zo geïnstalleerd te worden dat
deze gemakkelijk bediend en onderhouden
kan worden en het typeplaatje gemakkelijk
toegankelijk is.
• Het apparaat moet worden neergezet op een
vlakke en voldoende stabiele ondergrond
(gewicht van de PTS ca. 293 kg, afhankelijk
van de uitvoering)
De aanzuig- en luchtafvoeropeningen
van de PTS moeten vrij zijn.
Er mogen geen voorwerpen op de
PTS worden gelegd, zie afbeelding 3.
Gevaar voor oververhitting!
In de netaansluitkabel en de lucht-
slangen mogen geen knikken zitten.
• Met het oog op trillingen moet er aan
weerszijden van de Power Tower minimaal 2
cm worden vrijgehouden (bijv. tussen de PTS
en daarnaast opgestelde kasten).
Ca. 70% van de door het compressor-
aggregaat opgenomen elektrische
energie wordt omgezet in warmte en
afgegeven aan de omgeving.
• De ventilatoren van de PTS zorgen voor een
effectieve geforceerde koeling van de
aggregaten die zich in de PTS bevinden.
Voorwaarde is wel dat de lucht ongehinderd
kan toe- en wegstromen, zie afb. 2 en 3.
• De ruimtetemperatuur mag niet lager zijn dan
+10 °C, omdat anders niet gewaarborgd is
dat de PTS goed functioneert.
• De ruimtetemperatuur mag niet hoger zijn dan
+40 °C. Bij een ruimtetemperatuur van meer
dan +40 °C dient er gezorgd te worden voor
extra ventilatie door een externe ventilator, zie
afb. 2. Optimaal is een omgevingstemperatuur
tussen +10 °C en +25 °C.
• Of installatie in een ruimte met een bepaalde
functie, bijv. een stookruimte, volgens de
bouwvoorschriften is toegestaan, dient vooraf
uitgezocht te worden.
• Installatie in vochtige ruimtes is niet
toegestaan.
Advertenties
Inhoudsopgave
