Montage
1 Bevestig de montageplaat (A) aan de muur.
Schroeven, pluggen en onderlegringen worden
meegeleverd.
2 Verbindt de soldeerverbindingen (F) met de
ingangen van het leidingsysteem.
3 Verbindt de soldeerverbindingen (B) met de
uitgangen van het leidingsysteem.
4 Sluit de leiding (D) voor de condensaatafvoer
aan.
Voor luchtfilterstation 60:
aansluiting ISO 228/1–G 1/8i /G 1/4a
Voor luchtfilterstation 190:
aansluiting ISO 228/1–G 1/8
5 Zet het luchtfilterstation onder bedrijfsdruk:
Hiervoor:
6 Alle kogelkranen (E) bij de ingang langzaam
opendraaien.
7 Alle kogelkranen (C) bij de uitgang langzaam
opendraaien.
8 Controleer vervolgens alle aansluitpunten met
behulp van een lekopsporingsmiddel op
lekkages.
9 Draai alle kogelkranen bij de ingang (E) en de
uitgang (C) dicht.
22
Gebruiksaanwijzing Luchtfilterstation 60/190 Drukreductiestation 100/300
Drukreductiestation
Weergegeven en beschreven wordt de montage
van het drukreductiestation 100. De montage van
het drukreductiestation 300 verloopt op analoge
wijze.
A
H
D
G
E
1 Bevestig de montageplaat (A) aan de muur.
Schroeven, pluggen en onderlegringen worden
meegeleverd.
2 Verwijder alle beschermkappen.
3 Verbind alle soldeergroepen (D) met de
drukreduceerventielen.
O-ringen worden meegeleverd.
4 Plaats de kabel (B) van de contactmanometer
in de kabelclip.
5 Sluit de kabel van de contactmanometer aan op
de aansluitklem, zie "Aansluitschema
aansluitklem" op pagina 24.
6 Verbindt de soldeerverbinding (G) met de
ingang van het leidingsysteem.
B
C
D
B
C
E
F