Montage- en gebruiksaanwijzing
Bediening cascaderegelaar WPM 6.0
12 Koelen
12.4
Ruimtetemperatuurregeling
Verwarmingstechnische installaties worden in de regel met automatisch werkende inrichtin-
gen voor de ruimtegewijze regeling van de ruimtetemperatuur uitgerust.
In de verwarmingsmodus registreren de ruimtethermostaten de actuele temperatuur en ope-
nen bij onderschrijding van de ingestelde gewenste temperatuur het regelorgaan (bijv. ser-
vomotor).
In de koelmodus moeten ruimtethermostaten ofwel gedeactiveerd of door ruimtethermosta-
ten vervangen worden die geschikt zijn om te verwarmen en te koelen.
In de koelmodus gedraagt de ruimtethermostaat zich dan precies omgekeerd, zodat bij over-
schrijding van de gewenste temperatuur het regelorgaan opent.
76-80
83324807
452117.66.23a · 1/2022-02 · Rei