UITGAVE 01/2013
GEBRUIKSAANWIJZING
8.5.2
REINIGING BIJ GEBRUIK VAN MEERDERE POEDERRESERVOIRS (RESERVOIR 60 L)
50
60
40
3
m /h
Ø
30
Tri
3.0
5.5
12
1.5
4.5
11
20
0.5
3.5
10
9
2.5
0.3
8
10
0.1
2.0
%
100
0
%
P_01785
BESTELNUMMER DOC 2337609
70
80
90
17
SP RI N T X
EPG
Procedure:
1.
Laat de trekker van het spuitpistool los.
De hoogspanning en het poedertransport
worden uitgeschakeld.
2.
Haal de injector uit de opname, zodat er geen
poeder meer kan worden aangevoerd.
3.
Houd het pistool in de spuitcabine en start
de spoelfunctie door op toets "Spoelen" 17 te
drukken. De injector en de slangen worden
doorgespoeld.
4.
Schakel de besturing uit.
5.
Koppel de poedertransportslang los van de
poederinjector en reinig het spuitpistool en de
poedertransportslang grondig.
6.
Haal de blauwe doseerluchtslang en de rode
transportluchtslang los van de poederinjector.
7.
Maak de zwarte fl uïdeluchtslang los van de
poedercontainer.
8.
Maak de aardkabel van de poedercontainer los.
9.
Vervang de poedercontainer.
10. Sluit weer alle slangen aan en aard de
poedercontainer
aardingskabel.
Aanwijzing:
Met een beschadigde en/of verstopte fl uïdisatiebodem
kan de fl uïdisatie niet correct werken.
SPRINT
door
aansluiten
van
de
54