▪
Zorg ervoor dat alle componenten in de vacuümpijpleiding een maximale nominale
drukwaarde hebben die groter is dan de hoogste drukwaarde die in het
drooglopende pompsysteem kan worden opgewekt.
▪
Sluit zo nodig flexibele pijpleidingen op de vacuümpijpleiding aan om de
voortplanting van trillingen te beperken en om de belasting van de
koppelverbindingen te voorkomen. We bevelen u aan om flexibele gevlochten
leidingen te gebruiken. De pijpleidingen moeten zijn gespecificeerd voor 110 °C.
▪
De vacuüm/uitlaatleidingen moeten voldoende worden ondersteund om de
transmissie van belasting op de koppelingen van de leidingen te stoppen.
▪
Monteer een drukmeter in de inlaatpijpleiding om te bepalen of het drooglopende
pompsysteem op de juiste manier werkt.
▪
De inlaat van het drooglopend pompsysteem moet van de atmosfeer en het
vacuümsysteem geïsoleerd kunnen worden wanneer u corrosieve chemicaliën
pompt of produceert.
▪
De uitlaat van de uitlaatpijp kan een controleklep bevatten die de terugzuiging van
uitlaatdampen na de stopzetting van het drooglopend pompsysteem voorkomt. De
controleklep helpt bovendien mee bij het beperken van stoten in de uitlaatdruk.
▪
Voor alle GXS750 drooglopende pompsystemen bestaat er een limiet voor de
lengte van de NW50-pijpleiding die kan worden gebruikt tussen de
uitlaataansluiting van de pomp en de uitlaat van de voorziening. Voor GXS750
drooglopende pompsystemen met een controleklep is de lengte van de pijpleiding
beperkt tot 1 meter. Voor GXS750 drooglopende pompsystemen zonder
controleklep is de lengte beperkt tot 3 meter. Als deze lengtes worden
overschreden, wordt de GXS750-pomp uitgeschakeld als gevolg van een hoge
uitlaatdruk. Als de afstand tot de uitlaat van de voorziening groter is dan deze
limieten, moet u denken aan het gebruik van een adapter op de pompuitlaat en
een pijpleiding met een grotere diameter.
▪
Voor pompen die draaien in stoffige processen, raden wij aan om de uitlaatleiding
regelmatig te reinigen als onderdeel van routine-onderhoud. Ophoping van stof in
de uitlaatleiding kan het geleidend vermogen verlagen en daardoor de uitlaatdruk
verhogen, waardoor de pomp kan worden beschadigd. De frequentie van reiniging
van de uitlaatleiding hangt af van het proces. Bij erg stoffige toepassingen, gebruikt
u een inlaatfilter met een lage impedantie voor het reduceren van de
onderhoudsvereisten.
1.
Zoals getoond in
afdekking of blindplaat van de inlaat van het drooglopende pompsysteem. Zorg
ervoor dat u geen schroeven, gereedschap, enzovoorts in de pompinlaat laat
vallen. Bewaar de bouten, moeren, borgringen en afdekplaat voor later gebruik.
Bewaar de tijdelijk afdekking alleen voor later gebruik op niet-verontreinigde
pompen. De O-ring van de inlaat wordt meegeleverd met de pomp, het is
gemonteerd onder de afdekking van de inlaatflens.
2.
Gebruik de meegeleverde O-ring alsook geschikte bouten, moeren en borgringen
(niet-meegeleverd) om de inlaatflens
met de zij-uitlaat en glijplanken
sluiten. De inlaatflens is niet ontworpen voor gebruik met een ingesloten O-ring of
centreerring. Gebruik onze halve klauwklemmen bij het aansluiten van een
voorleidingflens van ISO-stijl op de inlaat van het drooglopende pompsysteem.
Raadpleeg
Blz. 34
M58800886_H - Installatie
Figuur: De pompinlaat
gemonteerd, item 5) op het vacuümsysteem aan te
Figuur: De pompinlaat
aansluiten, verwijdert u de tijdelijke
(Figuur: Vooraanzicht van het pompsysteem
aansluiten.
07/2020