DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN
De spanning van de boven-
draad wijzigen
U kunt de spanning van de bovendraad wijzigen met
de toetsen van het bedieningspaneel.
a
Zet de naaimachine aan.
Het LCD-scherm gaat branden.
b
Selecteer een steek.
Er verschijnt een scherm met instellingen
voor de geselecteerde steek.
• Meer bijzonderheden over het selecteren van
steken vindt u in "Steken selecteren" (pagina
64).
• Zodra u de steek geselecteerd hebt, verschij-
nen de standaardinstellingen (gemarkeerd).
c
Druk op
(instellingentoets) van het bedie-
ningspaneel.
Het instellingenscherm verschijnt.
d
Controleer of
vervolgens op
Er verschijnt een scherm waarin u de draads-
panning kunt wijzigen.
52
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
is geselecteerd en druk
(OK-toets).
Wilt u de draadspanning verlagen, dan drukt u
e
op
(-). Wilt u de draadspanning verhogen,
dan drukt u op
(+).
De spanning van de bovendraad is gewij-
zigd.
• Wanneer de instelling is gewijzigd, wordt de
gemarkeerde waarde gewist.
• Nu kunt u beginnen met naaien. Naai enkele
steken om de draadspanning te controleren
en wijzig de instelling zo nodig.
f
Druk op
(OK-toets).
Het beginscherm voor steken verschijnt
weer.
Memo
Als u de standaardinstelling voor de draads-
panning wilt herstellen, selecteert u de
gemarkeerde instelling.
U kunt de draadspanning ook op een een-
voudiger manier aanpassen. Meer bijzonder-
heden vindt u in "Gemakkelijk de
draadspanning aanpassen" (pagina 145).
U kunt de instellingen opslaan, zodat ze
altijd zijn ingesteld wanneer u de naaisteek
selecteert. Meer bijzonderheden vindt u in
"Steekinstellingen opslaan" (pagina 58).